ARTILLERIE INRICHTINGEN ALS SLOOPBEDRIJF?

ARTILLERIE INRICHTINGEN ALS SLOOPBEDRIJF?

Het is algemeen bekend dat beton een voortreffelijk materiaal is, Maar het is ook een bekend feit dat het zeer lastig is om het gebouwde weer te slopen. In 1930 waren er nog maar weinigen die hadden ondervonden hoe moeilijk het was om vooral zware en grote constructies te slopen. De voormalige Zwijndrechtse Oliefabrieken, eigendom van de gelijknamige gemeente gingen verhuurd worden.

Oliefabrieken Zwijndrecht ©Regionaal archief Dordrecht

In één van de te verhuren ruimtes bevonden zich enige gewapende betonvloeren en muren met een dikte van zo’n 15 cm., 2 massieve betonblokken met elk een lengte van 12 meter en een hoogte en breedte van 1,5 meter. Deze betonconstructies waren in het nieuwe bedrijf niet nodig en deze hinderlijke obstakels konden dan ook gesloopt worden.

Door de aanwezigheid van het vele bewapeningsijzer in de vloeren en muren waren deze met behulp van een voorhamer makkelijk stuk te slaan. Een probleem vormden de grote blokken. Hiervoor werd een van een elektromotor voorzien compressor ingezet. De samengeperste lucht dreef een van een zware puntbeitel voorziene luchthamer aan. De beitel en de man die hem bediende trilden beide hevig van het geweld maar het beton gaf hoegenaamd geen krimp. Ook een zwaardere machine die geschikt was voor het tegelijk aandrijven van twee luchthamers, gaf hetzelfde teleurstellende resultaat. Men stapte uiteindelijk over op een heel zware machine voorzien van een benzinemotor. Deze motor produceerde net als de door hem aangedreven luchthamers, een enorm lawaai. Na enkele dagen werk met de machines was het resultaat nog steeds teleurstellend. Slecht een zeer kleine hoeveelheid beton had zich aan al dit geweld prijsgegeven. Op deze manier zou de klus wel heel lang, eigenlijk te lang duren.

Uiteindelijk besloot men om bij de Directie der Artillerie Inrichtingen aan de Hembrug te vragen of die wisten hoe de klus aangepakt moest worden. Deze stuurden de volgende dag hun technische ambtenaar, de heer B. Kabel, vanaf zijn adres Heemraadschapslaan 45 te Amsterdam naar Zwijndrecht. Dit om zich persoonlijk op de hoogte te stellen van de toestand aldaar. Deze kwam al vrij snel tot de conclusie dat er ondanks het feit dat er in de ruimte twee buitenmuren zaten die waren voorzien van, van glas voorziene ijzeren ramen, prima met explosieven te werken was. Hij stond er persoonlijk voor in dat er geen scheurtje in de muren en ook niet in de ruiten zou komen. Omdat er zich zoveel glas in de ruimte bevond, zou er met kleine ladingen gewerkt moeten worden. De blokken konden dan in twee tot drie lagen worden opgeruimd. Met speciale boren en luchtdruk apparaten zouden er om de 75cm, 65 cm diepe gaten met een doorsnede van 32 tot 36 cm geboord moeten worden. Om te voorkomen dat er gruis in de gaten zou vallen moesten deze worden afgesloten met een papieren prop. Deze klus zou binnen 2 dagen geklaard kunnen worden.

Er werden enige houten schotten tussen de betonblokken geplaatst en er werd een groot zeil voor een deel van de ramen gehangen en verder nog een zeil om eventuele rondvliegende brokstukken op te vangen. Daarna was alles gereed om de eerste lading te plaatsen. In drie boorgaten werd een patroon met de springstof trinitrotoliwol neer gelaten. (Toliwol is een gasolie die bij gasfabrikage vrijkomt en daar na nog drie maal met een salpeterzuurmengsel behandeld is.) Per boorgat bedroeg de gemiddelde hoeveelheid 125 gram. Als inleidingsspringstof werden slagkwikpijpjes gebruikt. (Dit zijn koperen hulzen voorzien van 2 gram slagkwik.) Om deze te ontsteken werden elektrische ontstekers gebruikt die over de open kant van de slagpijpjes werden geschoven. Daarna werd het geheel in het boorgat van de patroon geplaatst en door middel van een touwtje bevestigd. Om de uitwerking van de explosie te vergroten werden de gaten verder opgevuld met droog zand en werden de draden van de ontstekers in serie geschakeld en met de hoofdkabel verbonden. Vervolgens werden door de leider van het werk verschillende posten uitgezet met de strikte opdracht een ieder uit het gebied te weren tot het moment dat hij het sein veilig gaf. De hoofdkabel werd daarna naar buiten gebracht en verbonden met het duplex dynamoapparaat.

Dynamoapparaat

De leider vroeg aan alle posten of het door hun bewaakte gebied veilig was en na een bevestigend antwoord van allen zette hij door middel van het apparaat stroom op de leiding. Er volgde nu een doffe dreun en er verscheen een grote stofwolk. Het eerste deel van de klus was geklaard, maar men kon nog niet meteen gaan kijken want de door de explosie vrijgekomen giftige kooldioxide en het stof moesten eerst weggetrokken zijn. Toen men na enige tijd ging kijken zag men dat er een stuk beton van zo’n 3 m3 in grote en kleine stukken gescheurd was en dat er verder in het hele pand en de omgeving verder niets beschadigd was. Op dezelfde wijze werd er verder gewerkt tot dat er nog 75 tot 100 cm boven de grond uitstak. Dit puin werd eerst opgeruimd en daarna werden de overgebleven grote stukken nogmaals met een patroon bewerkt en werd het resterende deel opgeruimd.

Bij betonblokken tot 1 mtr. hoog worden de gaten tot 65 a 75 cm diep geboord. Bij een geringere hoogte wordt er tot ⅓ a ¼ van de onderkant. In twee dagen van zes werkuren is er met 30 springladingen een hoeveelheid beton gesprongen waarvoor men anders maanden werk nodig gehad zou hebben. Het merkwaardige was dat er in de ruimtes naast het werkgebied gewoon doorgewerkt werd en dat er nergens dan ook maar een ruitje was gebroken. Het vallen van een enkel houten schot en de stukken beton maakte meer herrie als de explosies. Het één en ander bewijst maar weer eens dat de Artillerie Inrichtingen tot grote dingen in staat zijn en dat het een grote aanbeveling is om bij andere sloopwerken ook deze methode toe te passen.    © PDKAIH2017

Plaats een reactie