ARTILLERIE INRICHTING VERLEENT HULP

ARTILLERIE INRICHTINGEN VERLEEND HULP.

Bij het aantreffen van niet ontplofte munitie, verdachte pakketjes enz., wordt tegenwoordig de hulp van de explosieven opruimingsdienst uit Culemborg ingeschakeld. In vroeger tijden werd hiervoor de hulp van de munitie deskundigen van de Artillerie Inrichtingen ingeroepen. Zo ook bij het aantreffen van niet ontplofte granaat in Den Ilp. In de diverse tijdschriften en kranten werd er altijd melding gedaan van het inroepen van deze hulp. Zo ook in de Dordrechtse  Courant van donderdag 18 februari 1937.

EEN GEVAARLIJKE VONDST

Eén der bewoners van Amsterdam heeft waarschijnlijk een granaat in de vuilnisbak gedaan.

GEVULD MET GIFGAS.

De sorteerders van de vuilnisstorting te Den Ilp in de gemeente Landsmeer hebben dezer dagen, aldus de Telegraaf, een gevaarlijke vondst gedaan. Zij haalden namelijk uit het hoofdstedelijke vuil een groote granaat van Duitsche herkomst, die waarschijnlijk met gifgas gevuld is.

Duitse gifgasgranaten uit WW1 links voorzien van een groen kruis . gevuld met chloorpicrine/fosgeen, midden met geel kruis, gevuld met kaneelolie (mosterdgas) en rechts met blauw kruis gevuld met clark

Bij Den Ilp is een plas water, een zogenaamde breek, die met behulp van de Stadsreiniging wordt gedempt. Dagelijks zendt deze gemeentedienst een aantal afvalbakken met het Amsterdamsche afval naar dit stille plekje in Waterland. Met een knijper wordt dit vuil gestort en over eenige jaren zal het water in vruchtbaren grond herschapen zijn. De werklooze jongens uit deze buurt zoeken elke worp van de knijper precies na. Zij halen er alles uit wat maar eenigzins van hun gading is. De één zoekt koper, de ander zoekt vodden. Altijd is een aantal van deze sorteerders bij het storten aanwezig, die op zoo’n manier nog een zakcentje verdienen. Dat de vreemdste voorwerpen uit het vuil tevoorschijn komen, is te begrijpen.

EEN GRANAAT.

Deze week schoten de jongens toe, toen een volkomen gaaf lang metalen voorwerp uit een greep vuil tevoorschijn kwam. Zij waren nieuwsgierig wat dit wel kon zijn; er zat koper aan en er was nog geen vlekje op het ding. De jongen die het opraapte dacht dat het een thermosflesch was en probeerde den koperen ring aan het einde van het vreemde instrument los te werken. Hij besefte toen niet, welk een levensgevaarlijk spelletje hij speelde.

DE VELDWACHTER GEHAALD.

De andere jongens die wel eens iets van granaten hadden gehoord, wantrouwden het vreemde metalen ding toch. Zij raadden de jongen aan het ding maar neer te leggen; deze vond het nu ook beter en men riep de veldwachter van Den Ilp, den heer Schellingerhout, ter assistentie. Deze zag onmiddellijk, dat het een granaat was en nam ’t gevaarlijke voorwerp in beslag. Het draaien, dat de jongen aan het koperen uiteinde had gedaan, had zeer ernstige gevolgen kunnen hebben. De granaat is 30 cm lang en heeft een middellijn van 7 ½  cm. De rijksveldwachter stelde de Hembrug van de bijzondere vondst op de hoogte en van daar zond men een deskundige naar Den Ilp.

GIFGAS.

Deze stelde vast, dat het gevonden voorwerp een volkomen gave, geladen tijdgranaat was van Duitsche herkomst. De ring onderaan wees aan, dat zij tot 5000 meter kon worden afgesteld. Het was dus geen schokgranaat, die  een veel grooter gevaar gevormd zou hebben. Het gewicht was 7 kilo, waaruit de deskundige afleidde, dat de granaat waarschijnlijk met gifgas gevuld is. Met scherp geladen zou het gewicht 13 ½ kilo moeten zijn. Het gevaarlijke instrument is naar de Hembrug overgebracht, waar het gedemonteerd zal worden. De hoofdstedelijke politie en de stadsreiniging zijn in kennis gesteld van deze gevaarlijke vondst, maar het zal heel moeilijk op te sporen zijn op welke wijze deze granaat in het Amsterdamsche afval terecht is gekomen. Bronnen: Dordrechtse Courant © PDKAIH2019

STAATSBEDRIJF DER ARTILLERIE INRICHTINGEN PRODUCEERDE MOSTERDGAS.

STAATSBEDRIJF DER ARTILLERIE INRICHTINGEN PRODUCEERDE MOSTERDGAS.

Links het gebouw van de mosterdgasinstallatie rechts het laboratorium op het Hembrugterrein. (uitsnede van grotere foto)©GAZ

 

Wat is en doet mosterdgas.

Mosterdgas is een strijdgas dat in tegenstelling tot zijn naam geen gas is. Bij kamertemperatuur is deze stof een olieachtige substantie. Pas bij het bereiken van het kookpunt (217°c ) verdampt de olie en veranderd in een gas. Vanaf een hoeveelheid van 70 milligram per kubieke meter lucht is het gas dodelijk. Drie uur na het in contact komen met de olie voelt het of er spelden in de huid prikken en wordt deze rood. De rode plek die is voorzien van een witte rand begint hevig te gloeien. Nog twee uur later sterft de huid af (de witte rand rood en wordt de rode plek wit). Er ontstaat een soms wel een centimeter hoge blaar gevuld met een heldere vloeistof. Zodra de blaar openbreekt zakt de dode huid in en gaat  gas gaat verder met zijn vernietigende werking. Deze diepe wonden zijn erg gevoelig voor diverse infecties. In dampvorm tast het ogenblikkelijk de longen en daarmee de ademhaling aan.

Vinger kwijt door ongeval.

Hoe gevaarlijk dit mosterdgas kan zijn bleek in juli 1934, toen er bij de Artillerie Inrichtingen aan de Hembrug proeven werden genomen met kleding die vermoedelijk tegen dit strijdmiddel bestand zou moeten zijn. Eén van de laboratorium medewerkers, de 25 jarige Zaandammer W.v.H bracht een fles met een geringe hoeveelheid van dit goedje van het ene naar het andere vertrek. Bij het passeren van de deur sloeg deze dicht als gevolg waarvan de fles brak. De man kwam in contact met de vloeistof en raakte daardoor zeer ernstig gewond. Hij werd door verschillende personen onmiddellijk met chloorkalk behandeld. Eén van de hulpverleners kreeg het goedje aan zijn hand en een vinger werd behoorlijk aangetast. Hij en de hr. v. H. zijn voor verdere behandeling naar het ziekenhuis te Zaandam vervoerd. De vinger van de hulpverlener was niet meer redden en moest worden geamputeerd.

Substantie die beschermd tegen mosterdgas gevonden.

In oktober 1935 bezocht een journalist de N.V. Veenendaals Stoomspinnerij en Weverij, hij wilde meer weten over de uitvinding van prof. Dr. J.P. Wibaut en drs. J.Th. Hackmann die een substantie hadden uitgevonden die bescherming kon bieden tegen strijdgassen.

Veenendaalsche Stoomspinnerij en Weverij © Geheugen van Nederland

Al enige jaren werden er in de fabriek, in samenwerking en op aanwijzing van de Ir. A.J. van der Weduwen, technoloog en hoofd van het laboratorium bij het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen proeven genomen die tot doel hadden stoffen / pakken te ontwikkelen die bestand zouden moeten zijn tegen blaartrekkende gassen en in het bijzonder tegen mosterdgas. De fabriek had grote inspanningen moeten verrichten om de machines in te stellen op het preparaat dat zich heel anders gedroeg dan de andere strijkbare massa’s die de fabriek gewend was te verwerken. De bestaande machines van de rubber afdeling werden niet geschikt bevonden voor het proces. Een ander probleem was dat het preparaat zeer snel kon ontbranden, wat het geheel een gevaarlijk bezigheid maakte. Toen de nieuwe apparatuur eindelijk bedrijfs gereed was werden de proefopdrachten in opdracht van het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen opgeschort. Er moesten nog de nodige aanpassingen in het preparaat zelf worden aangebracht. De gemaakte pakken boden al een behoorlijke bescherming maar lieten ook nog veel te wensen over.

Stof voldoet aan verwachtingen.

In juni 1936 werden er in het scheikundig laboratorium van der Artillerie Inrichtingen aan de Hembrug nog steeds proeven genomen met mosterdgas dichte stoffen. De nieuwe stoffen waren gedurende enige twee tot vijf uur durende tests, aan de inwerking van mosterdgas en actieve chloor blootgesteld. Deze tijden zijn aanzienlijk langer dan dat er in een actieve periode van oorlogvoering voor zou kunnen komen. Bij alle proeven, waar de regering overigens haar volledige medewerking aan had verleend, sprong er één geïmpregneerde stof boven de rest uit. De stof, een uitvinding van de heer G. van der Veen uit ’s Gravenhage, bleek te voldoen aan de gestelde verwachtingen.

Hr. van der Veen herhaald proeven voor de pers.

In zijn laboratorium herhaalde de hr. Van der Veen enige van de proeven voor de pers. Op de tafel stond een flesje met ongeveer 70 gram vloeibaar mosterdgas wat volgens de heer van der Veen voldoende was om 20.000 mensen te doden. Ons land bezit ongeveer een liter van dit gas. Dit is een beetje dat mij voor proeven ter beschikking is gesteld, de rest wordt bewaard in het laboratorium te Hembrug. Hij bracht met een pipet enige druppels van de vloeistof in een kokertje dat was gemaakt van de mosterdgas dichte stof en hield het in zijn hand. Een glazen buisje met mosterdgas gevuld en afgesloten met het door hem uitgevonden impregneermiddel nam hij in de andere hand. Er gebeurde niets. Vervolgens pakte hij 2 stukjes schoenzool, waarvan er één was voorzien van het middel. Het mosterdgas brandde dwars door het onbehandelde stukje het andere bleef onbeschadigd. Er volgden nog twee proeven met chloorkalk en water en ook deze stoffen hadden geen enkel effect op het impregneermiddel. Vervolgens smeerde de uitvinder een geel zalfje op zijn hand (het impregneermiddel) en liet er wat druppels mosterdgas opvallen. Er gebeurde niets en ook een dag later toe ze hem nog even opzochten was er niets aan de hand te zien. Ze hadden nu gezien wat waartoe het nieuwe middel in staat was. Nu was het slechts wachten wat er op de juiste plaatsen aan het belang van deze uitvinding werd gehecht.

Aanschaf van een mosterdgas installatie.

Er werd voor de proefnemingen voornamelijk gebruik gemaakt van zeer kleine hoeveelheden ingekochte strijdgassen. (Nederland mocht volgens diverse verdragen geen strijdgassen produceren / opslaan) In 1938 kwam daar in verandering. Door het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen Hembrug werd er in Hamburg een installatie voor het produceren van kaneelolie (codenaam voor mosterdgas) aangeschaft. Hoewel dit volgens de verdragen nog steeds was verboden had het Departement van Koloniën de opdracht gegeven voor de beproeving van kaneelolie en de aanschaf voor de benodigde installatie hiervoor. Buiten zoeken naar beschermende kleding tegen strijdgassen deed men ook huidproeven op konijnen, ratten en katten. Later werd door de directie ook een Zaanse huisarts bereid gevonden om het goedje te testen op mensen. Deze kregen indertijd hfl.5, – om een druppel kaneelolie op hun geprepareerde arm te laten plaatsen door de huisarts die dan het effect bestudeerde en daarna het goedje weer verwijderde. Was het bedrag dat de mensen hiervoor kregen al een klein vermogen de huisarts kreeg per test zijn overeengekomen bedrag van hfl.25, -.

Beschermend pak te zien op Lubeta.

In november 1938 was het eindelijk zover. Op de luchtbeschermingstentoonstelling Lubeta die in Amsterdam plaats vond, stond een stand van het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen Hembrug. Op de stand werd een pak tentoongesteld dat bescherming bood aan strijdgassen en voornamelijk aan het mosterdgas. De pakken die op zeer korte termijn in grote getalen zouden worden gemaakt, waren van een speciale stof vervaardigd door de N.V. Veenendaalsche Stoomspinnerij en Weverij, die nauw samenwerkte met het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen en de Rijksrubberdienst te Delft. Na de tentoonstelling werd er een wijziging van een koninklijk besluit verwacht. Hierdoor zou het gasdichte kledingstuk geheel voldoen aan gebruik door gemeente en particulieren. Het pak kon worden ontsmet door het in water uit te koken. Zo kon men het na een eerste gebruik, nog minstens vier keer hergebruiken. Door deze eigenschappen was de kleding een bijzondere aanwinst voor de landelijke luchtbeschermingsdienst.

Installatie gedemonteerd.

In 1939 werd de kaneelolie installatie gedemonteerd en werden enige restanten die overbleven op het terrein begraven. Een partij van 240 litervaten werd in een loods opgeslagen. De gedemonteerde installatie werd verscheept naar Batujajar (nabij Bandoeng) Indonesië.

Mosterdgasbunker in Batujajar Indonesië © Reformatorisch dagblad

Geheimzinnigheid rondom ongeval.

In mei 1939 vond er op de terreinen van het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen een ongeval plaats waarover de autoriteiten de grootste stilzwijgendheid in acht namen. Het stond vanaf het begin af aan vrijwel vast dat het hier een besmetting betrof met het gevaarlijke mosterdgas. De 29 jarige ongehuwde grondwerker P. Tichelaar, in dienst van de Rotterdamse N.V. van Wantings Aannemings Mij. die op het terrein van de Artillerie Inrichtingen een nieuw bouwwerk uitvoerden, had een ijzeren staaf die uit de grond kwam aangeraakt. Hij voelde direct een prikkeling in zijn vingers maar schonk daar verder geen aandacht aan. Zonder er verder bij na te denken veegde hij zijn handen aan zijn werkkleding af. Toen hij die avond thuis was werd voelde hij zich niet lekker worden en aangezien hij steeds beroerder werd liet hij de dokter waarschuwen. De arts constateerde dat het lichaam van de man was overdekt met brandblaren en zond hem direct naar het Gemeente ziekenhuis in Zaandam. Vervolgens werd door de geneeskundige dienst de gehele woning van de man met chloorkalk ontsmet.

Gemeente Ziekenhuis Zaandam  © HCZZ

Wat was er nu eigenlijk gebeurd.

Ongeveer een half jaar eerder had men daar bij de Hembrug proeven genomen met verschillende soorten strijdgassen waaronder ook mosterdgas. De voorwerpen, die met de gevaarlijke gassen in aanraking waren geweest waaronder een ijzeren staaf werden na afloop van de experimenten in de grond gestopt. Het was deze staaf die de ongelukkige hr. Tichelaar aantrof en heeft aangeraakt. Nog vijf collega’s werden ook met het mosterdgas besmet, maar ondervonden daarvan geen nadelige gevolgen. Er gingen onmiddellijk geruchten rond dat Justitie niet in de zaak zou worden gemoeid. Dit bleek een maand later onjuist.

Geen verzuim volgens de minister van defensie.

In antwoord op vragen van het Tweede Kamerlid van Sleen (S.D.A.P.) met betrekking tot het ongeval antwoorde de minister van defensie in juni 1939 het volgende:

Jannes Johannes Cornelis van Dijk min v defensie ©Wikipedia

Bij het verrichten van graafwerk in mei laatst leden zijn op het terrein van het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen aan de Hembrug negen werklieden en hun baas, allen in diens van een aannemingsfirma in aanraking gekomen met de resten van chemicaliën. Deze chemicaliën bevatten mosterdgas, welke stof tot de ,,gifgassen’’ moet worden gerekend. Een zestal werklieden hebben hun werkzaamheden moeten staken, van wie vijf thuis onder doktersbehandeling kwamen, terwijl voor een zesde verpleging in het ziekenhuis gewenst werd geacht. Het bekomen letsel van laatst bedoelde bestaat uit een aantal blaren op verschillende delen van het lichaam en moet als ernstig worden beschouwd. Zijn huidige toestand is intussen gunstig te noemen.

In hoeverre de aandoening tot een stoornis van blijvende aard zal leiden, is thans nog niet te zeggen. De overige drie werklieden en de werkbaas worden in de lopende behandeling opgenomen bij de geneeskundige dienst van de fabriek. Behalve de in het ziekenhuis opgenomen arbeider zijn thans nog twee arbeiders onder geneeskundige behandeling. De overige getroffenen zijn alle hersteld en hebben het werk hervat.

De hiervoor bedoelde chemicaliën waren een vijftal maanden geleden op deskundige wijze, volgens de hiervoor gebruikelijke methode, na voorlichting en onder toezicht van chemici op een daartoe uitgekozen plaats, welke zowel van het eigenlijke fabrieksterrein als van de verdere omgeving door een hek was afgesloten, ter neutralisering begraven, in de vaste overtuiging der deskundigen, dat ze aldus in korte tijd hun activiteit zouden verliezen. De gesteldheid van deze chemicaliën maakte het praktisch onmogelijk de activiteit vooraf te neutraliseren. Het ongeval moet worden toegeschreven aan een samenloop van omstandigheden waarvoor geen personen kunnen worden aansprakelijk gesteld. Van verzuim kan hier niet gesproken worden.

De deskundigen staan voor een nieuw feit, namelijk dat de activiteit dezer in de grond begraven chemicaliën na vijf maanden nog niet geheel verdwenen was.

Een rapport over het bedrijfsongeval wordt ter griffie gedeponeerd. ( in dit rapport staat dat de begraven items ten westen van de bouwplaats begraven zijn, dit is niet juist want in 200? Zijn de ijzeren staaf en een mand en scherven van een mandfles die indertijd gebroken was en in de kuil geworpen ten oosten van de bouwplaats teruggevonden) Toen gebleken was, dat zich hier een voor deskundigen onverwacht feit voordeed, zijn aanstonds de nodige maatregelen getroffen, ten einde door aanwijzing van speciale stortplaatsen en het geven van voorschriften, welke de behandeling en neutralisering van schadelijke stoffen regelen en trachten dergelijke ongevallen in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen.

Dit was nog niet het laatste ongeval.

Later dat jaar zou er nog een ongeval met mosterdgas plaatsvinden. Bij een brand in een houten loods op de terreinen van het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen aan de Hembrug, verrolde het personeel enige vaten die in de buurt van de brandende loods lagen naar een veiligere plaats. Tussen de vaten bevonden zich er enige met zwavelzuur en ook twee met het nog gevaarlijkere mosterdgas. Tijdens het verrollen is er een vat met het gevaarlijke goedje lek geraakt en daardoor kwam het personeel in aanraking met de gevaarlijke blaartrekkende inhoud. De slachtoffers werden met tegengif behandeld, maar dat bleek achteraf niet voldoende te zijn. Twee van hen werden naar het Wilhelmina gasthuis in Amsterdam over gebracht. De overige acht kregen nog een specifieke behandeling in de eigen geneeskundige dienst van het Staatsbedrijf. De grond waar het allemaal had plaats gevonden werd overvloedige schoongespoten met water en daarna werden de gebruikte slangen en kleding van de slachtoffers ter plaatse verbrand.

Wie dacht dat het verhaal nu over was heeft het mis.

In 1943 werd het door de mosterdgas installatie geproduceerde en op het terrein opgeslagen mosterdgas door de Duitsers in de duinen nabij Zandvoort vernietigd. In deze omgeving waren door het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen ook al eens proeven gedaan met het strijdmiddel. Dat de Duitsers niet zo erg zorgvuldig waren geweest met het vernietigen van de circa 3 ton mosterdgas of dat ze nog iets wilden bewaren is onduidelijk. Feit is wel dat er in 1947 nog wel zo’n 440 liter (2 volle vaten) zijn teruggevonden. Deze zijn in een bunker in het duingebied Parnasisa nabij Haarlem opgeborgen en in 1960 tijdens de sloop van de bunker definitief vernietigd.

De mosterdgas installatie die in Indonesië weer was opgebouwd deed in november 1981 weer van zich spreken.

Hij had van eind 1939 tot halverwege 1942 zo’n 45000 kg mosterdgas geproduceerd. Toen de Japanse troepen oprukten werd deze voorraad verstopt in een bunker waarin zich vijf tanks bevonden. TNO kreeg in 1978 het verzoek van de Nederlandse regering om een onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid en mogelijke manier van vernietigen van het mosterdgas. Het gebruik van dit gas was door het protocol van Geneve verboden en het was dus een pijnlijke kwestie en de leden van het team hadden allen een geheimhoudingsplicht. Op 25 april 1979 verscheen een team van 8 medewerkers van TNO in Indonesië. Ir. M. van Zelm, directeur chemische research van het Prins Maurits laboratorium van TNO in Rijswijk had de leiding over dit team. Na een uitgebreid onderzoek in de bunker werd besloten het mosterdgas door middel van verbranding te vernietigen. Eén van de tanks had gelekt en door het binnendringen van grondwater in de bunker was het gelekte mosterdgas al geneutraliseerd. Aan het eind van een 4,5 km verderop gelegen schietbaan van het Indonesische leger werd een verbrandingsoven gebouwd. Met een speciaal voor dit doel gemaakte pomp werd het mosterdgas in een tankauto gepompt en telkens in kleine hoeveelheden verbrand. ©PDKAIH2017.

 

 

 

STRIJDGASSEN, EEN REGERING IN DE KLEM.

STRIJDGASSEN, EEN REGERING IN DE KLEM.

In het jaar 1929 trad het vraagstuk der gifgassen als oorlogswapen meer dan ooit op de voorgrond. Vooral in Amerika waren de scheikundigen druk aan het werk met het produceren van en het nemen van proeven met vernietigende gassen. Ook in Nederland zat men niet stil. Aan de Hembrug was de kapitein der genie, Van Til, dagenlang bezig in een laboratorium dat ten zijne behoeve was afgestaan en speciaal ingericht. Kapitein van Til nam als basis de ontdekking van een Zweedse ingenieur, die in enige uren miljoenen kubieke meters gas kon ontwikkelen tot het onzichtbaar maken van oorlogsdoelen. Het ging er nu maar om dit gas aan het z.g. mosterdgas te verbinden. Dan was voor Nederland een afweerwapen geschapen, dat als afdoende kon worden beschouwd voor elke aanval te land of ter zee. Kapitein van Til was met zijn proefnemingen reeds grotendeels geslaagd. Nog niet geheel en al, maar binnen enkele weken hoopte hij zijn werk te hebben beëindigd. Van Til werkte voort. In het diepste geheim. Slechts vijf mensen waren op de hoogte van de gasproeven aan de Hembrug. Daar waren, de majoor van Aa directeur der artillerie inrichtingen, de minister-president, de minister van financiën, die de plannen moest financieren, de minister van oorlog en de uitvinder zelf.

gifgassen

Strijdgassen

Op een fraaie herfstmorgen zat de minister president in zijn gerieflijk arbeidsvertrek aan het binnenhof te ‘s-Gravenhage. De premier was juist bezig enkele rapporten in te zien, toen de deur van zijn kamer openvloog. De directeur van de Hembrug stormde naar binnen, voorbij de secretaris-generaal, die met een schouderophalen den minister aanzag en de deur sloot. De directeur zag vuurrood. Op zijn voorhoofd parelden druppeltjes zweet, ofschoon het weer vochtig was en guur. Zijn overjas was stoffig. Hij liet zich op een stoel neervallen, zijn handen trilden op de leuning. De minister-president was opgestaan ,,wat is er?” vroeg hij, met zijn handen steunend op het bureau. ,,Hij is weg …..” stootte de directeur met moeite uit. Van Til, zijn aantekeningen verdwenen …. Alles weg!” De premier viel terug in zijn bureaustoel. ,,Wat zeg je?” vroeg hij verblekend. ,,Ik ben direct in een auto hierheen gekomen, om U …!”. Ja, ja…” antwoordde de premier, achterover geleund. De plotselinge slag scheen den krachtige man geheel van zijn stuk te hebben gebracht en geen wonder. Wat de directeur van de Hembrug hem verteld had, betekende vrijwel de val van zijn kabinet. Wanneer ‘t volk er achter kwam, dat de regering een dergelijke uitvinding zich afhandig had laten maken, zou zij onmogelijk zijn. Afgezien nog van de onaangenaamheden die men zich misschien van het buitenland op den hals haalde. Was de uitvinding naar Duitsland gegaan, dan zou natuurlijk de entente op haar achterste benen gaan staan. De minister scheen zich te herstellen. Hij ging naar de telefoon. ,,Even mijn collega’s van oorlog en financiën opbellen, dan kunt u vertellen en kunnen wij daarna beraadslagen wat te doen”. Na den hoorn aan den haak gehangen te hebben kwam de premier, de handen in de zakken gestoken, op den directeur van de Hembrug toe, die voor zich uit zat te staren, een toonbeeld van iemand die door het ongeluk getroffen is. ,,Een glaasje water?” vroeg hij. En hij schonk hem uit de karaf, die op zijn bureau stond. Met een dankbare blik keek de directeur hem aan. Men herkende in hem terstond den militair. Zijn gestalte was krachtig en slank, ofschoon nu zijn rug gebogen leek. Om de lippen lag een vastberaden uitdrukking. Wat geschied was, moest voor dezen man wel een afschuwelijke betekenis hebben. Was hij niet verantwoordelijk voor de veiligheid der uitvinding.

Een korte tik op de deur. De minister van financiën trad binnen. Een persoonlijkheid, dat zag men op het eerste gezicht, het hoge voorhoofd was bedekt door een grijzende, kort geknipte haartooi. De grijze ogen schitterden. De premier lichtte hem kort in. ,,Hm”, zei de minister, hij scheen onbewogen, maar om den mond had het toch even getrokken. Even later kwam de minister van oorlog, kort van gestalte, met achter zijn brillenglazen vrolijk rondkijkende ogen. Toen hij het verpletterende nieuws vernam werd hij vuurrood, sprong van zijn stoel en wilde uitvaren tegen den directeur. De premier legde echter kalmerend zijn hand op den arm van zijn collega van oorlog, keek hem met zijn donkere ogen afkeurend aan en dwong hem zodoende weer plaats te nemen. De directeur vertelde met horten en stootten. De kapitein Van Til was Maandagmorgen omstreeks tien uur aan de Hembrug geweest, waarschijnlijk om zijn aantekeningen te halen. Persoonlijk had de directeur hem niet gezien, wel echter hadden enige andere officieren hem opgemerkt. Eén van hen had nog enige woorden met hem gewisseld. Wanneer de kapitein weggegaan was, wist hij niet precies, maar het moet niet lang daarna geweest zijn, want op de lunch van half een had hij zich tegen zijn gewoonte niet laten zien. Ook ’s middags had geen mens den kapitein opgemerkt en vanmorgen, toen de directeur eens bij hem in het laboratorium was gaan kijken, was hij er niet geweest. De directeur had toen zijn woning in Amsterdam opgebeld en de huisknecht had hem medegedeeld, dat de kapitein Van Til gisteren, dus Maandagmorgen om negen uur op den gewone tijd zijn woning had verlaten om zich naar de trein te begeven voor zijn reisje naar de Hembrug. Tot op dit ogenblik was de kapitein nog niet teruggekeerd en de huisknecht begreep er niets van. De directeur was teruggesneld naar het laboratorium, had in het daarin afgesloten kantoortje de brandkast geopend. De aantekeningen waarin de scheikundige formules van de proeven waren vastgelegd lagen er niet in. Het lag dus voor de hand dat de kapitein den vorigen dag de aantekeningen gehaald en mee naar huis genomen had, om ze daar verder bij te werken. Iets wat wel meer geschiedde. Vermoedelijk was de kapitein met zijn tekeningen onderweg opgelicht, of, en in zekeren zin hoopte de directeur, dat dit het geval zou zijn, was de kapitein een ongeluk overkomen. In dat geval zou men naar alle waarschijnlijkheid de kostbare aantekeningen terug kunnen vinden. ,,Nu weten de heren er alles van”, besloot de directeur van de Hembrug zijn verhaal en wiste zich met zijn zakdoek het voorhoofd af.

– Het wil mij voorkomen……, begon de minister van oorlog.
– Dat de directeur aan dit geval totaal onschuldig is, viel de premier hem in de rede. Want naar alle waarschijnlijkheid heeft alles zich buiten de terreinen van de Hembrug afgespeeld en verder strekt de verantwoordelijkheid van den directeur zich niet uit.
– Wanneer ik mijn opinie in deze zaak zou mogen uiten, sprak de minister van financiën, zou het aanbeveling verdienen om het hoofd van de plaatselijke recherche te waarschuwen en op de hoogte te brengen.
– Ook van de uitvinding? Stiet de minister van oorlog uit.
– Dat zal wel moeten was het kalme antwoord.
– Daar ga ik mee akkoord, zei de premier en ging naar de telefoon.

Een kwartier later stapte een lange magere man binnen, wiens bleek gezicht werd geaccentueerd door een haviksneus waaronder dunne lippen een streep trokken. De staalblauwe ogen glansden koel. Op zijn gelaat lag een uitdrukking van onverzettelijke wilskracht. Toen hij plaatsgenomen had, legde hij de toppen van zijn lange witte vingers tegen elkaar en keek over zijn handen heen de spreker aan. Dit was de minister van financiën, die op de hem eigen kernachtige wijze een exposé van den toestand gaf. Onbewogen, als een stenen beeld luisterde het hoofd van de recherche toe.
– Mag ik enige vragen stellen? Vroeg hij tenslotte. De premier knikte.
– Kunt u mij een beschrijving geven van het laboratorium en de ligging daarvan ten opzichte van de andere gebouwen?
– De directeur wil misschien deze vragen wel beantwoorden? Vroeg de minister van financiën?
– Het laboratorium is een alleenstaand gebouwtje, de ramen zijn van matglas. Alleen kapitein Van Til is er in werkzaam en heeft er de sleutels van. Ik natuurlijk ook.
– Is het mogelijk, dat de kapitein in zijn laboratorium bedwelmd is en later weggevoerd?
– Dat zou toch gezien moeten zijn?
– ’s Nachts? De directeur haalde de schouders op.
– Er waren absoluut geen sporen van een worsteling.
– Weet iemand dat de kapitein zulke belangrijke proeven neemt?
– Behalve wij hier en de kapitein niemand.
– Pardon het laboratorium wordt niet bewaakt?
– Neen, om de aandacht niet te trekken, in overleg met de minister van oorlog zelf……
-Ja, ja dat is zo beaamde de minister.
– Kunt U mij ook zeggen wat voor soort man de kapitein Van Til is? Getrouwd?
– Kapitein Van Til is niet getrouwd. Voor zover mij bekend is, heeft hij zelf in het geheel geen familie, behalve een paar oude tantes en een ouden oom. Van Til leeft alleen op kamers in Amsterdam, met een ouden huisknecht, dien hij al jaren heeft. Ik weet dit omdat ik hem wel eens een enkele maal heb bezocht.
– Hoe waren zijn financiële omstandigheden? Speelde hij wel eens?
– Van Til was enigszins gefortuneerd, hij behoefde van zijn traktement alleen niet te leven. Hier glimlachte de minister van financiën even.

– Voor zover mij bekend is, leidde hij een zeer geregeld leven. Hij was een harde werker. Alleen in een mooi concert of een mooie toneelvoorstelling stelde hij belang. Spelen zal hij stellig nooit gedaan hebben.
– Vrouwen?
– Daarvan had hij een afkeer. Tenminste zo is mij verteld.
– Kan ik persoonlijk een bezoek aan het laboratorium brengen?
– Met alle genoegen.
– Ik kan u dan nog enkele nadere gegevens vragen.
– U begrijpt de buitengewoon delicate positie, waarin de regering zich door deze zaak bevind….., begon de premier. De magere man boog.
– Het verdwijnen van de kapitein Van Til zal natuurlijk publiek worden, ging de minister voort, de bladen zullen er kolommen over schrijven. Maar het verdwijnen der papieren moet strikt geheim blijven. De chef der recherche glimlachte. Het is wel goed, dat de bladen alvast maar een kluif hebben, waar ze op af kunnen vliegen. Het onderzoek, vervolgde hij op zakelijke toon, kan in tweeën worden gesplitst: a. dat naar den kapitein, b. dat naar de aantekeningen. Het eerste kan door de gewone politie geschieden, welke daarbij niet op de hoogte zal worden gebracht van de verdwijning der papieren. Het geval is een bijzonder geval, doch heeft dit voordeel, dat bij het onderzoek gebruik kan worden gemaakt van de gegevens van a. Natuurlijk zal ik de personen, aan wie ik het onderzoek in zake geval b. opdraag, geheel in vertrouwen moeten nemen. De minister van financiën knikte.
– Is dat absoluut noodzakelijk? Vroeg de minister van oorlog. De chef knikte. Het is van het grootste gewicht, dat men precies weet, wat men op moet sporen. Bovendien kan ik mij niet voorstellen, dat iemand zulk een onderzoek ter hand wil nemen, wanneer hij niet ten volle wordt vertrouwd, en het tegenovergestelde merkt men gauw genoeg. Dan zou ik U nog willen opmerken, dat ik geheel vrij wens te blijven in de wijze, waarop ik geval b. wil laten onderzoeken, dus geen instructies van hoger hand. De minister van financiën fronste het hoge voorhoofd.
– Anders zou ik mijn taak en de verantwoordelijkheid niet kunnen aanvaarden. De drie heren keken elkaar aan en knikten. Als het moest, dan moest het
– Nog een vraag, zei de minister van oorlog, wat denkt U van het geval? De chef haalde zijn schouders op.
– Ik kan er natuurlijk nog niets van zeggen. Een ongeluk lijkt mij vrijwel uitgesloten. De kapitein is geen kind, en bovendien zouden wij er dan wel wat van gehoord hebben. Ik vermoed , dat het om de papieren te doen is en dan is het natuurlijk niet onmogelijk, dat wanneer deze in veiligheid zijn gebracht, ik bedoel vanuit het standpunt van de tegenpartij gezien, dat de kapitein wordt losgelaten. Ja, maar dan ….., begon de minister van oorlog. Dan zou U het geheim nog niet aan de grootte klok kunnen hangen en de tegenpartij zal de papieren te gelde maken en voorgeven, dat de proeven vrucht van eigen arbeid en studie zijn. Ik geloof, dat wij nu de zitting wel kunnen opheffen sprak de premier. De chef boog. Dan mag ik misschien met u meerijden naar de Hembrug, majoor. Wij hebben geen tijd te verliezen. (Fragment uit de roman ,,De eervolle opdracht”) ©1939 R.J.Brandenburg.

 

OORLOGSGEBEURTENISSEN. 

OORLOGSGEBEURTENISSEN.

Op 20 Mei 1929 te acht uur hebben vijandelijke vliegtuigen bommen, waaronder enkele met gifgas gevuld, geworpen op het fabriekscomplex der Artillerie-Inrichtingen aan de Hembrug, waardoor groote schade is aangericht en talrijke ernstige verwondingen zijn veroorzaakt. Daar de geneeskundige dienst van Zaandam niet voldoende hulp kon verschaffen, heeft de militaire commandant te Amsterdam besloten, den Geneeskundigen Dienst der Burgerwacht gedeeltelijk te mobiliseeren en met motorbooten te vervoeren naar de Hembrug. Met den trein kon dat niet, want de spoorlijn Amsterdam-Zaandam was ten gevolge van het bommenwerpen eveneens gedeeltelijk vernield.  De transport-colonne van het Roode Kruis werd eveneens gemobiliseerd… Buiten de fabrieksgebouwen werden nog vijftien slachtoffers gevonden, die allen van het gifgas te lijden hadden. De meeste hadden een lichtblauwbleeke kleur, hevige tranenvloed, rood doorloopen oogen en last van de maag en de ademhalingsorganen. Ook hadden sommige door de granaatscherven slagader-bloedingen bekomen, andere verwondingen, te gruwelijk om hier te vermelden. Dat alles vond men gistermorgen op het terrein der Artillerie-inrichtingen bij de Hembrug. Het was dus wel een afschuwelijke ramp.

Van beschermende kledig voorzien

Van beschermende kleding voorzien

Onze schrandere lezers zullen reeds begrepen hebben dat dit alles heelemaal niet echt was. Het waren dan ook slechts ‘onderstelde toestanden’, uitgedacht door den inspecteur der Burgerwachten, luitenant-kolonel H.H. Timmermans. Alleen het traangas, dat was echt. In het hexiet-lokaal had men traangas-bommen geworpen en daarbuiten iets dat heel veel rook maakte en dat alles stonk gruwelijk naar chloor. Zonder gasmasker was het daar werkelijk niet uit te houden. Dat was juist de bedoeling, want het gold hier een oefening-met-gasmaskers van den Geneeskundigen Dienst der Burgerwacht en van de transport-colonne van het Roode Kruis. Het doel van de oefening was, den leden dezer hulp-organisatieshet gebruik in de praktijk van gasmaskers te leeren. Dat is niet heel gemakkelijk. Na afloop werd in de ruime cantine der inrichting gegeten. Velen smaakte het eten niet: ze proefden niet anders dan chloor en een paar uur daarna deed zich de invloed daarvan gelden; een kop thee smaakte naar chloor en een cigaret rookte chloorachtig. Het behoeft niet terstond oorlog te worden; er behoeft slechts een ramp voor te komen waarbij zich giftig gas verspreidt. Dat kan iederen dag gebeuren. En dan zullen de Geneeskundige Dienst van de Burgerwacht en de transport-colonne van het Roode Kruis gereed en in staat zijn u hulp te bieden.

De vrijdag voor de oefening was onderstaand bericht al in de diverse media verschenen

Gifgas-Pinksterfeest.Werklieden moeten als dooden spelen.

Het Roode Kruis „demonstreert”.

ZAANDAM, 15 Mei. Het Roode Kruis gaat Pinksterdag de bloemetjes buiten zetten. In de artillerie-inrichtingen aan de Hembrug wordt dan een schitterende demonstratie gegeven. Den belangstellenden zal op overtuigende wijze de bewonderenswaardige werking van heusche gifgassen worden getoond. En naast de verfraaiende werking zal tevens gedemonstreerd worden de meerdere of mindere veiligheid der gasmaskers. Eenige werklieden moeten voor dit fort van 10 tot 2 uur dienst doen. Ze zullen o.a. de verheffende taak hebben te vervullen, als gewonden en zelfs als dooden te fungeeren. Het Roode Kruis gaat het Pinksterfeest dus op gepaste wijze en in den juisten geest vieren. Wij gunnen hen dit genoegen. Alleen betreuren we het, dat eenige arbeiders hun vrijen dag aan deze apenkool zullen moeten opofferen. En daarnaast vragen we ons af…. als nu die dames en heeren van het Roode Kruis den tweeden Pinkster’ dag eens gebruikten voor een stevige agitatie tegen het militarisme, tegen den oorlog, vóór ontwapening zouden ze dan geen beter werk doen?

Vervolgens verscheen op 22 mei het volgende bericht over de oefeningen en de “verplichte” deelname.

Roode Kruisoefeningen aan de Hembrug.

Begunstigd door de best denkbare weersomstandigheden hadden tweeden Pinksterdag op het fabriekscomplex der Artillerie Inrichtingen aan de Hembrug oefeningen plaats van den Geneeskundigen Dienst der Vrijwillige Burgerwacht in samenwerking met het Nederlandsche Roode Kruis te Amsterdam. Ondersteld werd, dat in de ochtenduren uit vliegtuigen bommen, gedeeltelijk met gifgas gevuld, geworpen waren op het fabriekscomplex, waar groote schade werd aangericht en talrijke personen ernstig gewond. De transportcolonne van het Roode Kruis onder leiding van Dr. D. Pont, zoomede de Geneeskundige Dienst der Burgerwacht, onder leiding van den Commandant, Majoor Dr. G. Meulemans, werden tot het verlenen van assistentie naar de plek des onheils vervoerd, hetgeen gedeeltelijk per auto en gedeeltelijk per boot geschiedde, daar de spoorweg Amsterdam – Zaandam werd verondersteld te zijn vernield. Een veertigtal gewonden bevonden zich deels in de getroffen gebouwen, waarvan enkele met traangas gevuld, de overige gekwetst of vergast, lagen verspreid over het terrein. Onmiddellijk na aankomst aan de Hembrug ving het reddingswerk aan volgens vooropgezet plan. Vlot verliep het opsporen der gewonden, het bergen der vergasten uit de met chlooracetophenon gevulde ruimten en de dikke gaswolken regelmatig verliep, vervolgens het vervoer per brancards naar de geimproviseerde hospitalen, waar tenslotte de doctoren en verpleegsters de licht of ernstig gewonden hulp verleenden. Serieus en nauwgezet ging alles te werk en bleek opnieuw, hoe niet alleen in het uiterste oorlogsgevaar, maar ook bij ontploffingsrampen e.d. het Roode Kruis en de Geneeskundige Dienst der Burgerwacht op alle mogelijkheden zijn voorbereid, spoedig ter plaatse kunnen verschijnen en vooral weten te handelen, snel en op de juiste meest practische wijze. Ook als oefening in het bezigen der bewegingen en sprekenbelemmerende gasmaskers, waarbij het contact tusschen de assistenten bij het werk was verbroken, mag het één en ander uitsteekend geslaagd heeten.  Als gewonden fungeerden padvinders, leden van de R.K. Eerste Hulp-vereeniging en werklieden van de Hembrug, deze laatsten geheel  vrijwillig, spontaan en niet zoals ,,Het  Volk’’ (e.d.) zijn (hun)lezers meent te moeten inlichten, onder pressie of indirecten dwang. Wij spraken persoonlijk deze arbeiders, die zeer terecht de opmerking maakten, dat het hier een oefening gold voor hulpverlening bij onheilen, die ons dagelijks voor kunnen komen en het dus een daad isvan belangelooze menschlievendheid. Maar dáárom maalt ,,Het Volk’’ (e.d.) niet als het in zijn (hun) kraam te pas komt. De oefeningen werden bijgewoond door Timmermans, Commandant Boeree, de doctoren Stumpi, Heijermans en v. d.  Stengel. Tot slot maakten de deelnemers een rondgang door de bedrijven van de Hembrug, waarna om omstreeks vier uur de terugtocht werd aanvaard. Bronnen: Het Handelsblad 21 Mei 1929, Voorwaarts 17 Mei 1929, De Tijd 22 Mei 1929. ©foto Vereenigde Fotobureaux N.V.