Boven een foto van de Hembrug te Zaandam, De meesten wel bekend en onder een nieuw lijstje wat ik maakte voor een glasgravure van de Hembrug, die gemaakt is door mijn opa. Een groot deel van zijn werkzame leven werkte mijn opa de Artillerie Inrichtingen te Zaandam. Hij was daar elektromonteur over het gehele terrein. Voor zijn AI carrière was hij al elektromonteur, maar dan door het hele land en altijd in de kost. Mijn oma was het alleen thuis zijn in Enschede, met twee kinderen beu. Op een dag kwam mijn opa thuis en oma vertelde dat hij was uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek bij de AI Zaandam. Mijn opa reageerde dat hij helemaal geen sollicitatie brief had geschreven. “Dat klopt “ zei oma, “dat heb ik voor je gedaan”. Het gezin verhuisde naar de waddenbuurt in Zaandam en mijn opa werkte bij de AI.
BETRAPT TIJDENS HET STELEN.
Het moeten werken voor de Duitsers tijdens de oorlog vond hij maar niets. Na de oorlog was zijn antwoord op de vraag waar hij werkte: “bij de Hembrug” Maar zo zei hij, er waren wel enkele goede Duitsers. Opa was betrapt op het “stelen” van wat plakken brood op de fabriek. De Duitse bewaker vroeg hoe dat zat, mijn opa sprak goed Duits door zijn jeugd in Twente. Dus uitgelegd dat hij een gezin met twee kinderen had. Hij moest staan blijven en het niet wagen om de vluchten. De bewaker liep weg, kwam met een heel brood terug, stopte dat bij mijn opa onder zijn jas en zei dat hij moest opdonderen en snel…. En dat hij hem niet weer moest betrappen.
EINDELIJK TIJD.
Jarenlang heb ik deze gravure bewaard en u eindelijk de tijd genomen om een lijstje te maken om de gravure. Achter de gravure heb ik een zwarte achtergrond gehouden om hem op de foto duidelijk zichtbaar te maken.
In juni 1983 zond het tv programma van gewest tot gewest de volgende reportage uit over de aankomende sloop van de 2e Hembrug.
Niet lang na deze uitzending verscheen de door de MBTZ (vereniging tot behoud van Monumenten van Bedrijf en Techniek Zaanstreek) gemaakte dvd met daarop de documentaire “Hembrug 1906 – 1983”.
Op 7 november 1964 verscheen onderstaand interview met pontwachter Prinsen in ,,DE VRIJE ZEEUW”.
HET SPANDE OM DE HEMBRUG
In de woning Theodorus de Vriesstraat nr.4, te Zaandam, hangt een Delfts blauw bord aangeboden door de directie van de Nederlandse Spoorwegen N.V. aan de hr. H.G. Prinsen. Dit bord is helemaal niet overbrekelijk verbonden met deze woning, wel met die aan de Hemkade 40 te Zaandam. Daar woonde de heer Prinsen, als gezagvoerder van de Hemponten, sinds 1938 toen hij uit Brabant kwam om in dienst te treden van Rijkswaterstaat, afdeling verendienst, nadat hij ook in Brabant een aantal jaren het landverkeer over het water had gebracht.
Op dat Delfts blauwe bord is de volgende tekst aangebracht ,,Ter herinnering aan uw heldhaftig optreden ter bescherming van de Hembrug in september 1944”. De heer Prinsen bezit hiermee één van de vier borden, die de N.S. destijds heeft laten maken. De anderen waren bestemd voor Remmert Aten, Gerrit Jb. Boll jr. en Cees Standhardt, die er gezamenlijk in slaagden in de nacht van de 26e september 1944, 1750 kilogram dynamiet uit de middelste pijler van de Hembrug weten weg te slepen.
Wij hadden een gesprek met de heer Prinsen en hij vertelde ons. Dat hij al voor deze daad op zijn eigen manier een poging had gedaan om het gevaar, dat telkens opnieuw dreigde, te keren. Hoe vele malen ging het gerucht niet: “De Hembrug wordt vannacht opgeblazen” in die bange verzetstijd. Het is nog maar twintig jaar geleden, maar velen, vooral de jongeren zullen het zich niet meer herinneren, dat vele mensen die in de omgeving van Europa’s grootste draaibrug woonden, dan in paniek wegvluchtten. Zij gingen naar de noordelijke zaangemeenten, naar Haarlem of Amsterdam. Per fiets met masieve banden, per handkar, beladen met beddegoed en andere artikelen, die tot de eerste levensbehoefte behoren. Het gerucht bleek even zo vele malen vals te zijn, maar dat kon men van te voren niet weten.
In de loop van het jaar 1944 was de heer Prinsen in nauwer contact gekomen met één van de Duitse soldaten, die tot de bewakingstroepen van de Hembrug behoorden. Hij had van hem een foto gekregen, nadat de heer Prinsen er stukje voor stukje achter gekomen was, dat deze knaap het met het Duitse regiem niet volledig eens was. Maar was dat de werkelijkheid of camouflage om hem in de val te laten lopen?
Een helderziende.
Met de foto ging hij naar de psychometrist C. Boering. Laatst genoemde beweerde zeer positief, dat de Duitser een communist was en dat zijn vader in de Gladbachstrasse in Krefeld woonde. Dit laatste was juist, zodat de heer Prinsen ook aannam, dat het eerste goed zou zijn. Zeer voorzichtig, stap voor stap, spande hij deze Duitser voor zijn plan om een stukje draad uit de kabel te knippen, die voor het exploderen zou worden gebruikt. De Duitser deed het. Maar uit angst, dat het uit zou komen, gaf hij zichzelf een schot in de buik. Hij werd toen van de onheilsplaats Hembrug naar een ziekenhuis in Amsterdam afgevoerd. Of hij de oorlog heeft overleefd, is niet bekend. Bij Remmert Aten, die toen 49 jaar was, rijpte toen het plan, de lading dynamiet uit de pijler te halen. Hij had een blauwdruk van een opzichter van de Nederlandse Spoorwegen gekregen en aan de hand daarvan werd een plan de campagne opgesteld. Zijn maat werd de 24 jarige Jacobus Boll Jr., destijds penningmeester der Zaandamse Zwemclub Neptunus.
Aan de slag.
Er was haast bij de uitvoering van het plan. Algemeen werd verwacht, dat de Engelsen en Canadezen zouden doorzetten om noord Nederland te bevrijden. De mogelijkheid, dat de Duitsers zich achter het Noordzeekanaal zouden terugtrekken, nadat de Hembrug was opgeblazen was niet uitgesloten.
De leiding van de ondergrondse, district Zaanstreek, werd op de hoogte gesteld van de plannen. Naar de zin van de heren Aten en Boll duurde het erg lang eer de goedkeuring verleend werd. Intussen was vanuit de woning Hemkade 40 al wel een verkenningstocht gemaakt.
Prinsen had vernomen, dat de brug uitsluitend aan de noord en zuidzijde bewaakt werd door een schildwacht. Vandaar, dat besloten werd bij de circa 70 meter oostelijk van de woning gelegen aanlegsteiger te water te gaan en naar de westelijke pijler te zwemmen. Vanaf de westelijke kant af zou men dan naar de middelste pijler gaan. Op anderhalve meter onder de waterlijn vanden ze het gat, waar een groot aantal kabels door naar binnen ging. Wanneer die kabels opzij geduwd werden, zouden ze in de koker kunnen komen.
Het water in.
Het jaargetijde werd ongunstige en elke dag uitstel was verlies vonden Aten en Boll. Aan de andere kant werd gewikt en gewogen of de operatie succesvol zou kunnen verlopen. In de loop van de 26ste september kwam van het commando de mededeling, dat de zaak zou kunnen worden uitgevoerd. ‘s Avonds waren de jongens al vroeg bij de familie Prinsen. Tegen half elf maakten zij zich klaar. De gezichten, de armen en de benen werden zwart gemaakt en daarna werden zij met vaseline ingesmeerd. De keuken van de familie Prinen was in een sminkkamer veranderd. Om half twaalf stapten ze de deur uit, nadat de hele familie hen veel geluk had toegewenst.
Onder dekking van Cees Standhardt en S. van Nugter (Siem van Nugteren), die ligplaats kozen onder het steigertje, “doken” Aten en Boll te water. Aten ging voorop. Men kan zich de schrik van Boll voorstellen toen deze zag, dat de bewegingen van Aten fluoresceerden. “Dieper die armen en benen” was het devies. Nabij het gat van de middelste pijler te zijn gekomen, richtte Aten een zwake zaklantaarn naar boven. Boll zag tot zijn stomme verbazing een aantal dozen, naast en op elkaar gezet, dat zo nodig het misdadig werk zou kunnen doen. Aten pakte de dozen van de voorkant van het horizontale kanaal, dat op ongeveer drie meter hoogte ligt. Boll deponeerde ze, terwijl hij met één voet op de kabels ruste en voor de ander een dwars uitsteeksel van de gang had gevonden, al bukkende in het water.
Over tijd.
Inmiddels zat de familie Prinsen maar in zak en as, wat het werd één uur, twee uur, drie uur en nog kwam niemand terug. Het werd half vier maar toen had men de gang dan ook volkomen leeg gemaakt. Op de brug werden intussen de Duitse wachten afgelost. Er voeren schepen rakelings voorbij.
Het waren uiterst spannende momenten, te meer daar bleek, dat in twee dozen de ontbrandingsstoffen zaten. Toen nummer één te water gelaten werd, oordeelden Aten en Boll het nuttig om de andere voorlopig maar wat vast te houden. Stel dat beide net op elkaar terecht zouden komen … De vreugde in huize Prinsen was groot, toen alle mannen behouden terug waren. Er werden teilen met water gewarmd, de grond afgedekt met zakken vanwege de vaseline. Na de wasbeurt kropen de mannen nog een paar uur in bed.
Maar voor gezagvoerder Prinsen kwamen er enkele benauwde uurtjes. Hij moest ‘s morgens vroeg dienst doen en hij zag dadelijk de her en der drijvende dozen waar de springstof ingezeten had. Ze werden ook alras opgemerkt door de andere pontwachters, die probeerden het karton te bemachtigen. “Laat die rotzooi toch drijven jongens,” merkte Prinsen laconiek op. Niemand besefte op dat moment nog wat er gaande was geweest.
Opnieuw beginnen.
De Duitsers hebben het wel ondekt. De lading werd vernieuwd. Ook op de middelste pijler werden nu wachte gezet, hetgeen Aten en Boll anderhalve maand later niet belette, om toch weer eens een kijkje te nemen. Toen bleek er een luik boven de kabel ingang gelegd.
Bij de pogingen de Hembrug voor opblazen te behoeden, mag ook de naam van mevrouw Lies Schouten ongenoemd blijven. Ze heeft de kabel met een injectienaald bewerkt, zodat deze onklaar raakte. Zij heeft bij die gelegenheid niet geschroomd in een Duits uniform met een Duitser in de pijler af te dalen.
Een dag voor de capitulatie brachten de Duitsers allemaal blokken met dynamiet aan, onder de brug. Met behulp van een in Haarlem woonachtige Duitser, die weer bij de familie werd gebracht, heeft men het onheil weer kunnen afwenden. De man heeft een burgerpak gekregen en nam de benen. “We hebben nooit meer iets van hem gehoord”, zegt de heer Prinsen.
Bijna zes jaar nadat de poging om het in de lucht te laten springen van de Hembrug was voorkomen, op 9 september, kreeg de heer Hendrikus Gijsbertus Prinsen machtiging tot het dragen van het Mobilisatie Oorlogskruis.
De 1e Luitenant der infanterie A. WILOD
VERSPRILLE was in de mobilisatiejaren voorafgaande en gedurende de 1e
wereldoorlog tewerkgesteld bij de Artillerie Inrichtingen Hembrug en daar verantwoordelijk
voor het keuren van de door het bedrijf in Amerika aangeschafte Colt
mitrailleurs.
Aan het einde van deze oorlog, werd hij door de directie van
de Artillerie Inrichtingen belast met het op grote schaal aanmaken van lichte
mitrailleurs.
Toen het een en ander, ondanks diverse gesprekken met hem niet naar volle
tevredenheid werd uitgevoerd, werd VERSPRILLE ontslagen.
Volgens VERSPRILLE was dit ontslag volkomen onterecht en hij schreef dan ook
een brief naar het Departement van Oorlog met het verzoek een onderzoek in te
stellen naar zijn ontslag.
DE BEHANDELING VAN HET VERZOEK
Het verzoek werd onder n°.166 op de agenda geplaatst: 166. Inlichtingen op het adres van A. WILOD VERSPRILLE, 1e luitenant der infanterie op non-activiteit, te Nijmegen, houdende verzoek een onderzoek te willen instellen naar zijn ontslag bij het Staatsbedrijf der Artillerie-Inrichtingen. (Gedrukt onder n°. 439 der Zitting 1921—1922.)
(439.
1.)
BRIEF VAN DE MINISTER VAN OORLOG
Aan den Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal.
’s Gravenhage, 21 februari 1922,
Ter voldoening aan het gevraagde in Uw schrijven van 11 november
1921, n°. 154, heb ik de eer U Hoogedelgestrenge het volgende te berichten
omtrent het verzoekschrift van den 1e luitenant A. WILOD VERSPRILLE.
De directie der
Artillerie Inrichtingen belastte in februari 1918 den eerste-luitenant A. WILOD
VERSPRILLE met de leiding en de aanmaak op grote schaal van lichte
mitrailleurs, o. a. omdat deze officier gedurende zijn verblijf aan de
Artillerie-Inrichtingen een uitgebreide kennis omtrent verschillende stelsels
van mitrailleurs had opgedaan en hij belast was geweest met de keuring van de
tijdens de mobilisatiejaren in Amerika bestelde COLT-mitrailleurs, welke keuring
hij zeer tot tevredenheid van den vertegenwoordiger van het munitiebureau te
New-York had verricht en waardoor hij zijn kennis omtrent de vervaardiging van
mitrailleurs had verrijkt.
Voorts werd mede rekening gehouden met het gunstige oordeel, dat de directie
had omtrent den technische aanleg van requestrant, in verband met diens vroeger
werk bij de Wapenfabriek. Op grond van een en ander mocht de directie
verwachten, dat de mitrailleuraanmaak bij meer genoemden officier in goede
handen zou zijn.
De heer WILOD VERSPRILLE behoefde geenszins tot het op zich nemen der leiding
te worden overgehaald; hij had bij de directie krachtig op het ter hand nemen
van de mitrailleuraanmaak aangedrongen en zich geheel vrijwillig en gaarne voor
de leiding van die aanmaak beschikbaar gesteld.
Dat de directie alleen de heer WILOD VERSPRILLE tot de aanmaak in staat zou
hebben geacht is niet juist. Aanvankelijk werkte genoemde officier onder de bedrijf
chef van de Wapenfabriek, terwijl de directie uitdrukkelijk verlangde, dat zoveel
mogelijk overleg zou worden gepleegd met de beproefde speciale wapentechnici,
die de voorafgegane voorbereiding en gedeeltelijke uitvoering van de aanmaak
voor deze mitrailleurs op kleiner schaal hadden geleid, doch nu te zeer bezet
waren met ander werk om ook met de aanmaak in het groot te worden belast.
Na het vertrek van genoemde bedrijf chef in augustus 1918 kreeg de heer WILOD
VESSPRILLE geheel zelfstandig de leiding van de mitrailleurfabriek; ook daarna
werd hem er meermalen op gewezen, dat hij het gewenste verband met de
Wapenfabriek zoveel mogelijk in het oog had te houden.
Inderdaad werden na ongeveer een jaar enkele mitrailleurs ter oplevering aangeboden; deze bleken evenwel ongeschikt voor het gebruik, omdat zij onvoldoende werkten en de te eisen onderlinge verwisselbaarheid van de onderdeden alles te wensen overlieten. Voorts had de inmiddels ingetreden demobilisatie gelegenheid gegeven, meer tijd en zorg te besteden aan het zoeken naar de meest doeltreffende vorm en de beste wijze van harden en afwerken van de onderdelen. Dit had echter niets te maken met de kardinale fouten, welke, zo langzamerhand bleek, aan het werk van de heer WILOD VERSPRILLE kleefden. De instelling van een zogenaamde keuringscommissie ten einde zekerheid te krijgen, dat aan billijke eisen beantwoorde wapens zouden worden geleverd, was niets anders dan de toepassing van de bij de Wapenfabriek steeds gevolgde regel om afgewerkte wapens te laten onderzoeken door personeel, dat onafhankelijk is van degene, die met de aanmaak daarvan is belast. Daarbij werden geenszins zwaardere eisen gesteld dan redelijkerwijze behoord te geschieden. Trouwens, later is alles wat men indertijd van den heer WILOD VERSPRILLE ten aanzien van de mitrailleurs verlangde — en meer dan dat — bereikt geworden. Evenmin als voor andere wapens was voor deze mitrailleurs schriftelijke formulering nodig om tussen vakmensen te kunnen weten, welke eisen op redelijke wijze moesten en konden worden gesteld. Deze waren in hoofdzaak, dat de wapens behoorlijk zouden schieten en de delen onderling verwisselbaar zouden zijn. Ook nu zijn die eisen nog niet nader schriftelijk vastgelegd, zonder dat daarom iemand in twijfel verkeert hoe de wapens moeten zijn.
Er is ook geen ruimte voor de opvatting alsof requestrant
als bij verrassing’ voor eisen zou zijn gesteld, waarop hij niet van de aanvang
af had behoren te rekenen. Schriftelijke formulering heeft hij nooit gevraagd,
noch aan de keuringscommissie, noch aan de directie. Voor hem bestond verder
niet de minste verplichting om zich te onderwerpen aan eisen van de commissie
als die hem onredelijk zouden zijn voorgekomen. In dergelijk geval had hij zich
tot de directie kunnen en moeten wenden. Afgezien wellicht van enkele zaken van
ondergeschikt belang, heeft hij echter nooit meningsverschillen omtrent keuringseisen
aan het oordeel van de directie onderworpen.
Wel was er herhaaldelijk een meningsverschil tussen den heer
WILOD VERSPRILLE en de keuringscommissie over de vermoedelijke oorzaak van
gevonden gebreken, de beste wijze om die weg te nemen, enz., doch dit was
voornamelijk te wijten aan zijn streven om anderen, meer dan wenselijk zou zijn
geweest, buiten de bijzonderheden van de fabricage te houden en gemaakte fouten
zoveel mogelijk te verbergen. Dat hierdoor snel afleveren niet werd bevorderd
spreekt vanzelf.
De voorstelling alsof het optreden van de commissie remmend zou hebben gewerkt
op de goede gang van zaken is ten enenmale onjuist. Integendeel, de commissie
heeft voortdurend met buitengewone toewijding getracht slechts het belang van
de zaak in het oog te houden en opbouwend te werken. Het model van de
mitrailleur heeft door het optreden van de keuringscommissie geen verandering
ondergaan. Wel zijn, even goed als dit voor de instelling van de commissie en
na het vertrek van den heer WILOD VERSPRILLE geschiedde, ook gedurende de
samenwerking met de commissie kleine veranderingen, waarvan de ondervinding de wenselijkheid
had leren inzien, aangebracht, als zulks met het oog op leveringstijd, kosten,
enz., zonder bezwaar mogelijk was. Echter wees de directie er herhaaldelijk met
veel klem op, dat de heer WILOD VERSPRILLE de volle verantwoordelijkheid bleef
behouden en dat hij verbeteringen, door de keuringscommissie aangegeven, alleen
dan had te aanvaarden, als hij die ook zelf werkelijk voor verbeteringen hield.
Bij verschil van mening, hetwelk niet door proeven kon worden opgelost, zou de
directie kunnen beslissen. Inderdaad zou door hen, die na het vertrek van de
heer WILOD VERSPRILLE de fabricage tot een goed eind wisten te brengen, veel
onderdeden als onbruikbaar ter zijde gelegd moeten worden. De oorzaak daarvan
lag echter uitsluitend bij de eerst later in hare volle omvang duidelijk
geworden onverantwoordelijke en lichtvaardige werkwijze van requestrant. Een
gedeelte de afgekeurde onderdeden heeft later bij de aanmaak van
exercitiemitrailleurs nuttige aanwending gevonden.
Toen de directie bij het persoonlijk nagaan van wat zij op
gezag de aan haar verantwoordelijke personen gemeend had te kunnen aannemen,
tot de overtuiging kwam, dat zij geen vertrouwen meer kon blijven stellen in de
opgaven van de heer WILOT VERSPRILLE omtrent levertijd, prijs, enz. alsmede
omtrent de door hem aangegeven oorzaken van vertragingen, oordeelde zij dat een
onderzoek nodig was. Daar zij zelf te zeer door andere bezigheden in beslag
werd genomen, droeg zij dit onderzoek op aan een commissie, bestaande uit de
drie bedrijfschefs. Dat deze commissie van huis uit noch requestrant noch zijn
werk ooit sympathiek gezind was, is een bewering, waarvoor niet de geringste
redelijke grond is bij te brengen. Hoewel slechts een van deze bedrijfschefs
bijzondere ervaring had van de wapenfabricage, waren allen zonder enige twijfel
zeer goed in staat te beoordelen, welke fouten er aan de leiding van den
mitrailleuraanmaak kleefden.
De commissie ontdekte bij haar onderzoek zeer ernstige tekortkomingen; het na
het vertrek van de heer WILOD VERSPRILLE voortgezette meer gedetailleerde
onderzoek heeft de juistheid van het rapport van de bedrijfschefs volkomen
bevestigd. De commissie had volle vrijheid haar taak op te vatten zoals zij
nuttig achtte. Dat zij den heer WILOD VERSPRILLE niet voortdurend bij het
onderzoek aanwezig lieten zijn, is begrijpelijk. Zij achten zich genoodzaakt
verschillende ploegbazen buiten tegenwoordigheid van requestrant te horen,
omdat zij de indruk had gekregen, dat laatstgenoemde de directie en de
keuringscommissie niet eerlijk inlichtte en zijn ondergeschikten er toe
aanzette, gemaakte fouten te verzwijgen en te verbergen.
Op grond van vorenbedoeld rapport moest de directie tot de
overtuiging komen, dat niet mocht worden gerekend op aflevering van lichte
mitrailleurs in afzienbaren tijd, indien werd voortgegaan als tot dusverre; zij
achtte het daarom noodzakelijk, de heer WILOD VERSPRILLE de leiding van den
mitrailleuraanmaak te ontnemen. Dit besluit en de gronden daarvoor werden de
heer WILOD VERSPRILLE door een van de directeuren persoonlijk in een langdurig
onderhoud in zijn huis medegedeeld en toegelicht. Hem werd aangeraden gedurende
14 dagen of een maand met verlof te gaan, waarna men, in verband ook met het
verdere verloop van het onderzoek naar de toestand, nader zou kunnen beslissen.
Het maakte de indruk, dat de heer WILOD VERSPRILLE hierop zou ingaan.
De volgenden dag bleek echter, dat hij zich tot het Departement van Oorlog had
gewend met een weinig doordacht schrijven, waarin hij beweerde, dat hem grof
onrecht werd aangedaan, dat niet hij schuld droeg aan de mislukking maar de
directie en de keuringscommissie, en dat de fabricage in dé war zou lopen als
hij niet bleef. Hij wenste ook de leiding niet over te geven en verklaarde zijn
functie als bedrijf chef te zullen blijven bekleden, totdat de beslissing van
den Minister van Oorlog omtrent zijn ontheffing als zodanig zou zijn genomen.
Deze houding kan natuurlijk niet worden geduld. Het eind was, dat hem de
toegang tot het terrein van de fabrieken moest worden ontzegd. Hij kwam toen
terug op zijn besluit om geen gebruik te maken van het aangeboden verlof. Door
deze wijze van optreden had de heer WILOD VERSPILLE zowel bij zijn chefs en
kameraden als bij zijn ondergeschikten zoveel van zijn prestige ingeboet, dat
het onmogelijk zou zijn geweest om hem te handhaven in enige betrekking bij de
Artillerie-Inrichtingen. Daarom stelde de directie voor, hem bij zijn wapen
terug te plaatsen.
De aflevering van mitrailleurs aan de korpsen, ongeveer 5
maanden nadat requestrant uit zijn functie van bedrijf chef van de
mitrailleurfabriek was ontheven, is uitsluitend te danken geweest aan de
ingrijpende wijziging, welke na zijn vertrek in de fabricage werd aangebracht.
Het ontslaan van losse werklieden hield verband met de. bedoeling om de in
verkeerde banen geleide fabricage van verschillende onderdelen tijdelijk stop
te zetten, totdat al het aangemaakte door de nieuwe leiders grondig zou zijn nagegaan;
en geschift, en de nodige verbeteringen zouden zijn aangebracht.
De beschuldiging, dat de directie bij de moeilijkheden van
1919 in gebreke zou zijn gebleven in het geven van leiding ter zake, mist elke
grond. Zij heeft, zoveel het haar mogelijk was aandacht aan de
mitrailleurfabriek gewijd en daarbij aanhoudend getracht de zo nodige
samenwerking te verzekeren, wat haar, voor zover het de keuringscommissie
betreft, ook ten volle gelukte, doch bij requestrant afstuitte op diens
overdreven gevoel van eigenwaarde en zijn zucht om liever fouten te verbergen
dan eerlijk naar verbetering te streven. Het waren zijn laakbare handelingen
die tot gevolg hadden, dat de leiding niet altijd het gewenste effect kon
hebben. Dat vele vervaardigde onderdelen als waardeloos werden afgekeurd, had
kunnen worden voorkomen als requestrant volgens de bedoelingen der directie had
willen samenwerken met anderen; bij de besprekingen erkende hij. dat zulks
nodig was en beloofde hij, dat hij dit verder ook zou doen.
Het geldelijk nadeel, ontstaan door vervanging van het groot aantal onderdelen,
moet worden geweten aan de onverantwoordelijke werkwijze van requestrant; het
behoeft geen betoog dat de directie nooit zoveel delen zou hebben afgekeurd,
als die behoorlijk voor oorlogswapens bruikbaar hadden kunnen worden geacht.
Zowel uit de behandeling van deze aangelegenheid vanwege het
Departement van Oorlog, als uit het destijds ingestelde onderzoek door een
commissie, bestaande uit 2 officieren buiten de Artillerie-Inrichtingen,
omtrent verschillende onderwerpen, welke in de Tweede Kamer der Staten-Generaal
ten aanzien van dit Staatsbedrijf te berde waren gebracht, is overtuigend
gebleken, dat requestrant de hem opgedragen taak op zeer onvoldoende wijze
heeft uitgevoerd en dat de scherpe vorm, die het optreden tegenover hem heeft
moeten aannemen, gevolg is geweest van zijn eigen ondoordachte handelwijze.
Op grond van een en ander oordeelde mijn ambtsvoorganger het niet nodig, een
nader onderzoek te doen instellen. Ook ondergetekende acht een nader onderzoek
overbodig, terwijl hij van mening is, dat voor het geven van genoegdoening geen
termen aanwezig zijn.
De Minister van Oorlog,
VAN DIJK
NOGMAALS WILOD VERSPRILLE
Wie dacht dat WILOD VERSPRILLE nu van het toneel was
verdwenen heeft het mis.
Vlak voor het uitbreken van de 2e wereldoorlog had de Artillerie
Inrichtingen een order voor de levering van pantsergranaten voor het Böhler
PAG geschut geplaatst bij de munitiewerkplaats NV Metaalwarenmaatschappij Johan
de Witt gelegen aan De Staart in Dordrecht
Deze fabriek viel militair gezien officieel onder het DMKL, maar vanwege de order en het ter plaatse aanwezig zijn twee Böhler PAG stukken verantwoording voor deze zaken verschuldigd aan de Artillerie Inrichtingen. Bij het uitbreken van de oorlog werd er regelmatig telefonisch contact onderhouden met directeur Den Hollander van de Artillerie Inrichtingen. Deze gaf de zo verkregen informatie direct door aan het A.H.K.
Op 29 juli beantwoorde Den Hollander een brief N.M. Japikse van het Regelings Bureau van het Algemeen Hoofdkwartier die hem had verzocht om een kopie van de aantekeningen van de telefonisch doorgegeven berichten.
13 mei 1940 ± 10 uur
De Reserve Majoor voor spec.diensten A.WILOD VERSPRILLE,
bedrijfsleider van de N.V. Johan de Witt te Dordrecht deelt telefonisch vanuit
de fabriek dezer N.V. mede:
“In Dubbeldam zijn
Duitsche pantserwagens gezien. De verdediging van de verbinding Moerdijk
Rotterdam is onvoldoende sterk. De garnizoenscommandant te Dordrecht is
pessimistisch gestemd”
Dit bericht werd door mij aanstonds doorgegeven aan het
A.H.K.
Toestel nr. 426
Iets later
Dezelfde berichtgever deelt vanaf dezelfde plaats telefonisch
mede:
“De pantserwagens welke te Dubbeldam zij gezien, zouden door de Duitsche troepen buitgemaakte Nederlandsche pantserwagens zijn. Er is ten zuiden van Dordrecht behoefte aan geroutineerde troepen onder leiding van oude, actieve officieren. Een kapitein Dokter, behorende bij een afdeling van 17 R.A. vertelde de reserve Majoor VERSPRILLE, dat zijn afdeling door Duitsche troepen gevangen genomen is na hevig vechten. Daarbij heeft zich moedig gedragen de Kapitein Tenge, die een “flink officier” genoemd werd. Onbekend is waar de krijgsgevangen Nederlanders zijn afgevoerd. Hedenmorgen waren Duitsche troepen in het Oranjepark te Dordrecht. Ze zijn thans weggetrokken. Ondertussen zijn nog geen uur geleden 50 parachutisten bij Zwijndrecht geland.”
Doorgegeven aan het A.H.K.
12.15 uur
De Res.Majoor v. spec.diensten A.WILOD VERSPRILLE
telefoneert mij uit zijn fabriek:
“Zo even is in de
fabriek een soldaat binnengekomen, naam Colignon, radio telegrafist van de
Genie bij de Lichte Divisie. Hij was met vier anderen belast met de bediening
van een radiouitzendingsauto van de I.D. te Dubbeldam en kreeg de tussen 7 en 8
uur opdracht van kapitein Mulder opdracht de zendinstallatie van deze auto
onklaar te maken en zich met de vier anderen naar het veer in Papendrecht te
begeven. Ook de wielrijders, bescherming van zijn afdeling moesten weg. Op weg
naar het veer werden zij aangevallen door een Duitsche patrouille die hen
verspreidde. Colignon komt nu een bootje vragen om daarmee naar Papendrecht
over te steken.
Ingenieur Lambeek van de fabriek Johan de Witt heeft telefonisch bericht van de
Gemeente secretaris van Dubbeldam, dat enige pantserwagens, beschilderd met een
zwart kruis opgerukt zijn in de richting Dordrecht. Daarachter volgt een
Nederlandsche Motorafdeeling.”
Door mij doorgegeven aan het A.H.K.
14.10 uur
De Res.Majoor v. spec.diensten A.WILOD VERSPRILLE
telefoneert vanuit zijn fabriek:
“De Gemeente
Secretaris van Dubbeldam heeft opnieuw gebeld en gevraagd naar een vertrouwde
verbinding met Den Haag. Gisteren heeft hij driemaal getracht het A.H.K. te
telefoneren, doch slaagde daarin niet. De burgemeester van Dubbeldam had hem
opgedragen mede te delen aan Kapt. Lagas van het A.H.K., dat hedenmorgen drie
Duitsche pantserwagens, volgens de burgemeester komende uit Brabant en gevolgd
door een overvalwagen Dubbeldam in de richting Dordrecht waren gepasseerd.
Nederlandsche soldaten lopen in Dubbeldam rond zonder enige leiding, zonder
officieren en zonder verbindingen.”
Deze mededeling is door de Re. Majoor VERSPRILLE doorgegeven
aan Kapt. Van der Mark, adjudant van de Garnizoenscommandant te Dordrecht.
Door mij doorgegeven aan het A.H.K., toestel nr. 426
IETS LATER
“De Commissaris van Politie te Dordrecht telefoneerde ons ter waarschuwing, dat over ongeveer een uur de Duitsche troepen Dordrecht zullen bezetten. Wij (de res. Officieren v. spec. Diensten WILOD VERSPRILLE en Lambeek) trekken ons terug in de richting Rotterdam, na overgave van het beheer van de fabriek aan onze oudste administratieve kracht Wagenaar”
Op 1 juni 1940 beantwoorde de directeur van het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen, Ir. F.Q. Den Hollander, een schrijven dat hij op 24 mei 1940 had ontvangen van de O.L.Z.1.
De brief.
“Naar aanleiding van Uw brief van 24 Mei 1940, Afd. Landmacht Sectie I b Nº 172 A Geheim, doen wij Uwer Excellentie hierbij toekomen een opgave van berichten van het A.H.K2 ontvangen in het tijdvak 10/14 Mei. Voorts deelen wij U mede, dat dezerzijds reeds aanwijzingen waren verstrekt om een beknopt overzicht samen te stellen van de gebeurtenissen in voormeld tijdvak bij de Directie, de Fabriek Hembrug en de Vestiging Delft. Na voltooiing van dit werk zullen wij U het overzicht – tot een door U te bepalen aantal exemplaren – toezenden”.
De bijlage.
“opgave van berichten, ontvangen van het A.H.K. in het tijdvak 10/14 Mei 1940
11 Mei. Telefonisch, tijdstip van ontvangst niet genoteerd.
De O.L.Z. verzoekt: 1e ± 2000 onbg. van 10,5 hw. Te doen omlaboreeren in scherpe schoten. Wanneer klaar? 2e 25.000 bg. Patronen verminderde lading van 7 veld te doen aanmaken.
12 Mei. Telefonisch,
tijdstip van ontvangst niet genoteerd.
De O.L.Z. vraagt met aandrang naar tb. Nº 7 H.N. gew. en naar eihandgranaten.Overigens zijn van het A.H.K. geen bevelen of berichten bij de Directie der Artillerie Inrichtingen binnen gekomen”.
1 O.L.Z. = Opperbevelhebber van Land en Zeemacht 2 A.H.K. = Algemeen Hoofd Kwartier
Het toegezegde overzicht.
BEKNOPT OVERZICHT VAN DE VOORNAAMSTE GEBEURTENISSEN IN DE DAGEN VAN 10 – 14 MEI 1940.
Het hieronder beknopt overzicht is samengesteld met behulp van de berichten, door de Hoofden van de verschillende onderdelen van het bedrijf ingediend, terwijl tevens de van de Directie uitgaande telexberichten zijn geraadpleegd. Voor een goed overzicht en ook om te trachten het belangrijke van het minder belangrijke te scheiden zijn in het 1e Gedeelte slechts algemeene zaken, betrekking hebbende op het personeel, de veiligheid, de algemeene werkgelegenheid enz. opgenomen, in het 2e Gedeelte n.m.m.3 het belangrijkste omdat daaruit eventueel leering voor de toekomst valt te trekken – zijn meer bijzonderheden vermeld aangaande productie en productiemogelijkheden in deze dagen, alsmede aangaande hulpverleening enz. buiten het bedrijf en contact met de particuliere nijverheid, terwijl in het derde gedeelte is getracht enkele beschouwingen en conclusies uit de gebeurtenissen vast te leggen.
3 n.m.m. = namens mijn mening
1E GEDEELTE A l g e m e e n e Z a k e n.
Zooveel mogelijk met inachtneming de chronologische volgorde worden achtereenvolgens de gebeurtenissen te ’s Gravenhage, Hembrug en Delft in het kort vermeld.
’s Gravenhage.
a. Te ’s Gravenhage werden de noodige aanwijzingen verstrekt om alle kantoorgebouwen doorlopend bezet te houden, zoowel met het oog op het geven van en ontvangen van telefonische orders als met het oog op het doorlopend bedrijfsvaardig zijn der brandploegen en van het personeel belast met het vervoer. Door het hoofd van de Afdeeling Brandweer werden onverwijld alle brandbluschmiddelen in de verschillende gebouwen geïnspecteerd en waar noodig nadere voorlichting aan het personeel gegeven. Alle bluschmiddelen en de gereedschappen voor den luchtbeschermingsdienst werden in goede staat aangetroffen. De noodige verduisteringsmaatregelen en maatregelen tot bescherming der ruiten werden genomen. H.T.A.Vo.4 deed in verband met een op het Malieveld opgestelde batterij luchtdoelgeschut, de naar die zijde gekeerde lokalen van het gebouw Prinssese(n)gracht 19 ontruimen. In het bijzonder bij de Hoofdadministratie werd gelast de dosiers en boeken zooveel mogelijk in stalen kasten opgeborgen te houden, alléén het hoog noodige mocht op de schrijftafels blijven liggen; belangrijke dossiers werden, met het oog op een eventueele ontruiming, bij de hand gehouden.
4 H.T.A.Vo. = Hoofd van de Technische Aanschaffings- en Voorlichtingsdienst (van de Artillerie Inrichtingen).
In het Directiegebouw Lange Voorhout102, werd de radio doorloopend bezet; alle berichten werden stenografisch opgenomen en uitgewerkt. Per telex-telefoon werd op alle heele uren verbinding opgenomen met de fabriek en op alle halve uren met de Vestiging Delft teneinde byzondere gebeurtenissen te vernemen en berichten uit te wisselen. Deze verbinding is nagenoeg doorlopend, nacht en dag bruikbaar gebleken. Deopkomst van het personeel, werkzaam op diverse kantoren te ’s Gravenhage , was voor Zoover aldaar woonachtig normaal te noemen. Verschillende personen,woonachtig buiten ’s Gravenhage, konden door plaatselijk vervoer, hun bestemming, niet, niet altijd, of althans niet dan met groote vertraging bereiken. Ook in de stad zelve werd door de veelvuldige controle op straat veel oponthoud ondervonden, waardoor het personeel vaak te laat kwam. Dit gaf aanleiding tot een wijziging in de kantooruren, waarbij de koffiemaaltijd in de kantoorgebouwen werd gebruikt. De werkzaamheden aan kantoorgebouwen werden allen en dan ook herhaaldelijk gestoord door het in de Gemeente gegeven “luchtalarm”. Bij dit alarm moest het personeel zich hetzij in de schuilkelders in of buiten de gebouwen, hetzij in de lokalen of gangen gelijkvloers, bevinden. Op den duur werd de reactie op het groot aantal malen, dat alarm gemaakt werd, minder. Ter vermijding van ongevallen bij te groote opeenhoping van personeel werden de bovenste twee verdiepingen van het Directiegebouw Lange Voorhout 102 ontruimd en het personeel ondergebracht in lokalen van het gebouw van de Octrooiraad, Willem Witsenplein. De verhuizing bracht natuurlijk stagnatie in den dienst mede. Even eens werden naar dit gebouw overgebracht diensten uit een der andere gebouwen, n.l. Prinssessegracht 6a, hetwelk door de in de nabijheid ingeslagen bommen tijdelijk onbewoonbaar was geworden. De houding van het personeel was – nadat de eerste ernstige schok van den plotseling ingetreden oorlogstoestand was verwerkt – rustig en beheerscht, het werk werd, niettegenstaande de veelvudige stoornissen met nauwgezetheid en groote plichtsbetrachting verricht. In overleg met de Directie werd door de Hoofdaministrateur bepaald, dat voorloopig geen rekeningen zouden worden betaald; aan de arbeiders werd een voorschot op het loon verstrekt, aangezien niet gerekend kon worden op normale geldtransporten in de eerstkomende dagen. Op den 14e Mei werd aan de ambtenaren het salaris voor de maan Juni uit betaald.
b. Te Hembrug werd door den E.A. ambtenaar reeds te circa 4.00 uur van den 10e Mei waargenomen dat zich in de omgeving een luchtgevecht afspeelde waarop het signaal “luchtalarm”werd gegeven, waardoor de nachtploeg, dankzij een toevallig den vorigen dag gehouden oefening, in zeer korten tijd in de schuilplaatsen was.
Personeel.
Na gewaarschuwd te zijn besloot het Hoofd van de fabriek Hembrug de nachtploeg zekerheidshalve onverwijld naar huis te zenden, behoudens het daaruit aangewezen personeel voor de luchtbeschermingsdienst. Maatregelen werden genomen om het van de dagploeg opkomende opzichtvoerend- en werkliedenpersoneel te waarschuwen, dat dien dag slechts enkele fabrieksafdeelingen zouden werken, in het bijzonder de laboreerwerkplaatsen. Dit Personeel werd per boot naar de Fabriek gebracht. Later op de dag werd per radio bekend gemaakt, dat het geheele personeel op 11 Mei de arbeid zou hervatten. Van het op den eerste dag opgeroepen personeel ter sterkte van ruim 800 man hebben intusschen slechts rond 450 man aan dezen oproep gehoor (kunnen) (ge)geven. Op den volgenden dagen was de opkomst van het personeel heel normaal te achten. In verband met het luchtgevaar werd besloten, des nachts niet te werken, voordat de geheele fabriek afdoende zou kunnen worden verduisterd, waartoe direct met een ploeg van ruim 100 man, later uitgebreid tot pl.m 150 man werd begonnen. Het is in het tijdvak 10 – 14 Mei niet meer gekomen tot nachtarbeid; de daguren waren van 7,30 – 18,30 uur. Het werk werd herhaaldelijk door luchtalarm gestoord. Aangezien het van het meesten belang was, dat de Fabriek bleef doorwerken werd het alarmeeren beperkt tot die gevallen, waarbij het aantal en soort der vliegtuigen een opgezetten aanval deden verwachten. Het aantal alarmeeringen is hierdoor gering gehouden en was veel geringer als die in de Gemeente Amsterdam zelve. Meldingen werden zoowel van de luchtmachtdienst Amsterdam als van den C(entrale).Luchtverdedigingsdienst Amsterdam verkregen, terwijl bovendien nog eigen uitkijkposten waren uitgezet, welke geinstrueerd waren in zake de kenmerken van vijandelijke toestellen. Het eigen alarmsysteem heeft naar behooren gefunctioneerd; de vluchttijd was in den aanvang veel te groot, doch werd later aanzienlijk korter. Toch bleef de in verhouding tot de snelheid van doorkomen der meldingen en de vliegsnelheid der vijandelijke toestellen te groot.
Geneeskundige dienst.
Terstond na het
uitbreken van de vijandelijkheden werd de geneeskundige hoofdpost overgebracht
naar den daarvoor ingerichte schuilkelder, waarvan de inrichting alleszins
heeft voldaan.
Door de I.G.D.L.5, werden 2 officieren van gezondheid, ter versterking
van het geneeskundig personeel, gezonden. Deze zijn eenige dagen na het staken
van vijandelijkheden weder vertrokken.
Behalve het voorzien van enkele
schot- en scherfwonden van militairen, die vanaf het front onderdeelen en
munitie kwamen halen en in eenige verwondingen door het aanschieten van een
auto bij het Pontveer ontstaan, is geen verdere geneeskundige hulp noodig
geweest.
Ten behoeve van een eventueel
transport naar Amsterdam werden 2 motorhospitaalschepen ingericht, 1 vaartuig
van de A.I. met 30 bedden en 1 ingehuurd vaartuig met 65 bedden.
Fabrieksbewaking en verdere veiligheidsmaatregelen.
Het detachement infanterie, 1
onderofficier, 1 korporaal en 22 manschappen, in normale tijden reeds aanwezig
voor bewaking van het terrein in en om de fabriek, bezette met eenige
mitrailleurs enkele posten in en om de fabriek ter directe beveiliging tegen
parachutisten en laagvliegende vliegtuigen.
Aangezien het aantal bezette posten
voor een afdoende bescherming te gering werd geacht, werd versterking gevraagd
aan den Garnizoenscommandant van Amsterdam.
In afwachting van de komst van deze
versterking werden reserve-officieren voor Speciale Diensten tijdelijk
aangewezen voor de bezetting van eenige posten, terwijl de diensten van deze
officieren werd ook gebruik gemaakt voor het bezetten van den commandopost, voor de controle van
autos bestemd voor de fabriek, bij het handhaven van de orde op de posten en
bij de ingang van de Fabriek bij den aanvang van den werktijd.
Aangezien buiten een versterking met 16 marechaussées geen verdere uitbreiding van het bewakingsdetachement te verkrijgen was, werden door hoofd Fabriek. Ten einde de bewaking en de verdediging aan redelijke eischen te doen beantwoorden, pl.m. 150 dienstplichtigen behoorende tot het werkliedenkorps en met industrieel verlof zijnde, in dienst teruggeroepen. Naast de directe bewaking en verdediging van de Fabriek moest nog worden voorzien in de bewaking van schepen, geladen met ontplofbare stoffen en loodsen met materieel, alles liggende buiten het fabrieksterrein. In de namiddag van 13 mei kwam een detachement infanterieter sterkte van 1 officier en 60 manschappen ter bewaking van de Hembrug, den spoorweg en het terrein ter weerszijden van d spoorweg, voor zoover ten N(oorden). Van het Noordzeekanaal gelegen. Uiteindelijk werd er derhalve op 14 Mei beschikt over het volgende militaire personeel: 1 onderofficier, 1 korporaal met 22 manschappen infanterie vat bewakingsdetachement. 16 leden van het korps Koninklijke Marechaussee. 1 onderofficier en 10 manschappen uit Zaandam. 4 dpl. Wachtmeesters der artillerie. 29 beroepsofficieren en reserve-officieren voor Speciale Diensten. 5 dpl. sergeanten-vuurwerkers. 4 dpl. onder-officieren en korporaals in opleiding voor vuurwerker en opzichter. 150 dpl. van het werkliedenkorps. De militaire bewaking stond onder commando van Majoor van Erpenbeek de Wolff. Daadwerkelijker aanvallen op de Fabriek, zoowel vanaf de grond al vanuit de lucht, zijn uitgebleven. Verliezen aan personeel en beschadiging aan materieel, gereedschappen en outilage door óóvijandelijk ingrijpen, derhalve geene, terwijl op een telefonische vraag van Hoofd Fabriek of bij vijandelijke nadering zelf de noodige vernielingen mochten worden uitgevoerd door de Directie ontkennend werd beslist.
Delft.
Te Delft werden op de 10e Mei reeds te 3.30 uur groote formaties Duitsche vliegtuigen waargenomen. Het vliegveld Ypenburg werd aangevallen, terwijl rondom Delft o.m. de Kleiweg, in den Wippolder en aan de Schie, parachutisten waren neergekomen. Om 6.00 uur was het mogelijk eenigzins een overzicht van den toestand te verkrijgen. Hierbij bleek dat het terrein aan de Schie niet meer bereikbaar was, de laboreerwerkplaatsen waren in Duitsche handen, de reserve 2e Luitenant van Speciale Diensten Ir. Capel, was gevangen genomen. De gebouwen aan de Julianalaan lagen onder vuurbereik, zoodat het verblijf aldaar slechts mogelijk was in de ruimten, welke van de Wippolder afgekeerd waren. Het werk aan de v.m. Constructie-werkplaatsen aan de Hooikade en in de Werkplaatsen aan het Koningsveld werd op normale wijze aangevangen en voorgezet. Op het Koningsveld werd met ons personeel de houtvoorraad van de firma ’t Mannetje’, welke een gedeelte van de gebouwen aldaar in huur heeft, naar een naburig gelegen voetbalveld overgebracht. Aan de Julianalaan waren de voor ons personeel aangelegde schuiltunnels in gebruik genomen door personeel van de Nederlandsche Weermacht, waardoor deze voor ons niet meer bruikbaar waren. Als schuilplaats werd een der kelderlokalen bestemd, hetgeen als zoodanig echter niet was ingericht. Het te Delft wonende personeel kon de Julianalaan bereiken. Het van elders komende personeel werd dikwijls door de omstandigheden gedwongen tot verzuim. Nadat het bericht was ingekomen dat de toestand aan het Koningsveld in verband met het optreden der parachutisten, critiek begon te worden, werd besloten slechts de gebouwen aan de Julianalaan en de Hooikade te laten bewaken.
Voor de beide complexen werden de
brandploegen, de E.H.B.O.-ploegen en de ploegen voor den bedrijfsdienst
volledig ingedeeld. Twee officieren van Speciale Diensten werden voor elke
wacht ingedeeld, terwijl de pl.m 20 aanwezige militairen over beide complexen
werden verdeeld voor het doen van gewapende wachtdiensten, Van de v.m.
Constructiewerkplaatsen werden zoowel vóór
als achterpoort bewaakt. In verband met het door het Gemeentebestuur
afgekondigde verbod zich na 20.00 uur op straat te bevinden werden de noodige
maatregelen getroffen, pl.m. 20 man in ieder complex te doen overnachten. Nadat
echter onderdeelen der Ned. Weermacht zich
in den avond van dezen dag in het gebouw Julianalaan gingen vestigen werd een
deel van de eigen bewaking van dit gebouw teruggetrokken, met name ook de
E.H.B.O.-ploeg. De ziekenauto en de motorbrandspuit werden aan de v.m C.W. tot
uitrukken gereed opgesteld.
Op 11 Mei werden de gebouwen der v.m. C.W. zoowel van af den Leeuwenhoeksingel als van af de Vest herhaaldelijk beschoten; in de stad heerste die dag groote onrust. Een gedeelte van het gebouw Julianalaan werd door II-2 R.A. in gebruik genomen; de toren van het gebouw werd als waarnemingspost gebezigd. Door de gevechtshandelingen in de onmiddellijke nabijheid van dit gebouw en door het hiervoren genoemde zuiver militair gebruik van een gedeelte van het gebouw, was het uit den aard der zaak niet mogelijk op het Scheikundig Laboratorium regelmatig door te werken. Ook het gebruiken van de reserve officieren voor Speciale Diensten voor zuiver militaire doeleinden – wachtdiensten, verdediging van het gebouw e.d. – maakte, dat zij hun oorspronkelijk werk niet of nagenoeg niet meer konden volvoeren. De archieven van het S.L. werden voor een groot deel vernietigd, om het in vreemde handen vallen te beletten. Aan de v.m. C.W., werd een eigenluchtalarmdienst ingesteld. Het bleek toch, dat de stad Delft van af Vrijdagmorgen vrijwel doorloopend in staat van luchtalarm verkeerde. Precies volgens de voorschriften handelende, zou dus feitelijk het personeel zich doorloopend in de schuilplaatsen hebben moeten bevinden. Aan de post van de vóórpoort werd nu opdracht gegeven een signaal te geven zoodra vliegtuigen boven Delft begonnen te cirkelen: op recht overvliegende vliegtuigen werd geen acht meer geslagen. Toch is het werk dien dag meermalen ernstig gehinderd, eenmaal werd zelfs 2 uur aan één stuk geschuild in verband met ernstige vuurgevechten tusschen Nederlandsche en Duitsche troepen in Delft. Mede rekening houdende met de mogelijkheid van plotselinge aanvallen in duikvlucht op het talrijke personeel, dat zich bij (eigen) luchtalarm van de werkplaatsen naar de schuilplaatsen moest begeven, werd het werk aan de patroonfabriek in de v.m. C.W. gestopt; de overige diensten aldaar werden in bedrijf gehouden. Alle uitgangen van de gebouwen, die verhuurd waren, werden gesloten en gebarricadeerd, de huurders werd tot nader order het werken aldaar verboden, vooral omdat het Hoofd van de Vestiging Delft geen controle had op het personeel dezer huurders en niet zeker was van hun betrouwbaarheid. Op 12 Mei werd het werk in het gebouw Julianalaan gestopt, d.w.z. de messingperserij, optische-afdeeling en gasmaskerafdeeling stonden dus stil;dit gebouw had een sterke militaire bezetting gekregen en werd ter verdediging ingericht. De in aanbouw zijnde laboreerwerkplaatsen waren inmiddels in Nederlandsche handen over gegaan, de reserve Luitenant Sp. D. Capel was in vrijheid gesteld. Het werk aldaar werd niet hervat wegens het gevaar bij bombardementen op het nabij gelegen vliegveld Ypenburg. Een groot deel van buit gemaakt Duitsch materieel werd aan de v.m. C.W. opgeslagen; een tijdelijk bij de Vestiging Delft werkzaam gestelde 1e Luit. Van het K.N.I.L. werd op 13 Mei met het beheer en weder uitgifte aan Ned. Troependeelen belast. Op 14 Mei vlogen in buitengewoon groote aantallen Duitsche toestellen boven Delft, vooral, in de richting Rotterdam. In verband met het verloop der krijgsverrichtingen, welke een minder gunstige wending namen en om bij een eventueele bezetting van de gebouwen der Vestiging Delft door Duitsche eenheden militaire conflicten te vermijden, werd de geheele militaire bezetting te 11.00 uur op de Hembrug gedirigeerd; het burgerpersoneel bleef in de verschillende gebouwen op zijn post.
Sergeant-opzichter gesneuveld.
De verliezen aan personeel zijn gering,
alleen de sergeantopzichter in opleiding P.
Dietrich is in de nabijheid van het gebouw Julianalaan gesneuveld op
weg naar zijn huis zijnde. Nadere bijzonderheden omtrent dit ongeval ontbreken
verder.
De gebouwen en de outillage daarvan
zijn behoudens talrijke gesprongen ruiten en lichte beschadigingen, volkomen
intact gebleven; door de Directie was bepaald, dat niet tot vernietiging mocht
worden over gegaan.
PLANNEN VOOR VERNIETIGING VAN DE ARTILLERIE INRICHTINGEN
Toen aan het
einde van de dertiger jaren van de vorige eeuw de dreiging van een 2e wereldoorlog
steeds heviger werd, waren er door de Artillerie Inrichtingen in het diepste
geheim plannen gemaakt om te voorkomen dat het bedrijf in Duitse handen zou
vallen.
De plannen behelsden als eerste de verbranding van alle geclassificeerde documenten, tekeningen etc. Daarna dienden de elektrische installaties en hun schakelborden te worden vernield. Als dat was gebeurd stonden er nog een groot aantal zaken in de lijst die handmatig vernield dienden te worden. Nadat het voorgaande naar behoren was uitgevoerd zou men volgens de plannen een groot aantal zware machines, kranen, transformatorruimtes, stoomhamers, smeedhamers, persen, ketels, vulmachines, gebouwen en munitiemagazijnen opblazen.
WAAROM
Dit rigoureuze ingrijpen was nodig omdat de Artillerie Inrichtingen een Staatsbedrijf waren, wat volgens het Landsoorlogsrecht inhield, dat het bedrijf na een capitulatie met alles erop en eraan in handen van de Duitsers zou vallen.
MEERDERE PLANNEN
Voor deze vernielingen met behulp van explosieven bestonden verschillende versies van de plannen.
Als de munitiemagazijnen werden opgeblazen, had dit zoveel vervolgschade dat andere gebouwen al zo zwaar beschadigd waren dat verdere actie waarschijnlijk niet meer nodig was. Werden de munitie gebouwen in eerste instantie gespaard. Dan werden eerst alle andere panden opgeblazen. Te beginnen bij het centraal, aan de Hemkade gelegen gebouw nr. 2. Mocht er gezien het feit dat de beslissing voor de uitvoering van de plannen pas zo laat mogelijk zou worden genomen, geen tijd meer zijn om alles op te blazen, dan zouden alleen de machines en hun voorzieningen met kleine springladingen, die geen gevaar konden vormen voor de munitiemagazijnen worden opgeblazen.
STRIKTE REGELS VOOR DE VERNIETIGING MET EXPLOSIEVEN
Voor
vernietiging met explosieven waren er strikte regels in het plan opgenomen. Er
mocht alleen met tijdontstekers worden gewerkt en ook waren er instructies met
betrekking tot het gebruik van de ladingen en de vertragers. Ladingen van 500,
1500 en 18000 gram werden specifiek omschreven.
Bij het gebruik van deze zware explosieven moest er een gebied met een straal van 3 km worden geëvacueerd. Die evacuatie zou in voorkomend geval, de tijd die nodig was om de plannen voor vernietiging uit te voeren flink korter maken. De tijd tussen de verschillende zware explosies diende een kwartier te zijn. Waardoor het geheel volgens het ene plan na 3 uur en het andere plan na 4 uur moest zijn uitgevoerd.
LIJST VAN DE GEBOUWEN DIE VERNIETIGD DIENDEN TE WORDEN
1 Machinefabriek voor lichte werktuigen (gebouwen 20, 40 en 293)
afdeling Gereedschappen aanmaak afdeling Centrale meetafdeling
2 Machinefabriek voor zware werktuigen (gebouw 320)
Op de 14e mei 1940 had de toenmalige directeur Ir. F(ranciscus).Q, den Hollander aan Nederlands hoogste regeringsmacht, de Generaal H(enry). G. Winkelman gevraagd of hij de plannen voor de vernielingen moest uitvoeren. Het antwoord luidde, nee dat mag niet. En zo kwam de bezetter in het ongeschonden bezit van het Staatsbedrijf der Artillerie inrichtingen.
ENQUETTE COMMISIE
Na de oorlog werd er een Enquête Commissie in het leven geroepen die o.a. zich bezig hield met militair beleid en gebeurtenissen gedurende ww2
In december 1955 schreef O.J. Siersema, Kolonel van de
Generale Staf, in een brief aan de toenmalige directeur van de Artillerie
Inrichtingen, Ir. F.G. Jungeling over de vraag die Den Hollander op 14 mei 1940
gesteld had.
“Naar aanleiding van
de door Ir. F.Q. Den Hollander voor de Enquête- Commissie afgelegde verklaring
(deel 7c/verhoren blz. 632 e.v.) moge ik u het volgende berichten omtrent het
tot stand komen van het besluit tot het intact laten van de Artillerie
Inrichtingen op 14 mei 1940.
Nadat ik de Heer Den Hollander had ingelicht over het besluit van de O.L.Z.1
om tot capitulatie over te gaan en hij de vraag omtrent het eventueel vernietigen
van de fabriek had gesteld, besprak ik deze kwestie met mijn directe chef. Onze
opvatting was, dat een dergelijke gewichtige beslissing moest worden genomen
door de hoogste autoriteit. Ten gevolge van de vele dringende zaken, die
moesten worden geregeld, kon de vraag eerst laat in de avond worden voorgelegd.
Er vond toen een overleg plaats; Ik kan mij niet meer precies herinneren, wie
daarbij aanwezig zijn geweest. De O.L.Z. besliste uiteindelijk dat de fabriek
intact moest blijven, waarop ik de Heer Den Hollander hiervan. telefonisch op
de hoogte stelde.
Het besluit werd
genomen op grond van twee overwegingen.
1. gelet op het feit,
dat in Nederland zelf nog gevochten werd en de Franse, Engelse en Belgische
legers in Noord België stonden, mocht de mogelijkheid, dat het getij alsnog zou
kunnen keren, niet worden uitgesloten.
2.de capaciteit van de
fabriek was in verhouding tot de totale capaciteit, die ter beschikking van de
vijand stond gering.
Wellicht kunt u
aanleiding vinden, deze brief bij de betreffende dossiers te voegen.”
Begin maart 1941 stuurde de Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden (Friedrich Christiansen), aan een aantal bedrijven een schrijven met daarin de opdracht om hun Joodse werknemers per direct te ontslaan en hem van het uitvoeren van deze maatregel in kennis te stellen. Ook de toenmalige Directeur der Artillerie Inrichtingen Hembrug, Dhr. Ir. Franciscus (Frans) Quirien den Hollander, ontving zo’n brief. Op 11 maart 1941 stuurde hij als antwoord een schrijven naar het Afwikkelingsbureau van het Departement van Defensie waarin hij schreef dat hij de ‘opdracht’ had uitgevoerd en al zijn Joodse werknemers per onmiddellijke ingang had ontslagen. Het bedrijf had van alle Zaanse bedrijven het grootste aantal Joodse medewerkers en het ontslag had dus ook een enorme impact op de Joodse gemeenschap, want buiten de medewerkers, werden natuurlijk ook hun gezinnen zwaar getroffen.Bij zijn antwoord zat onderstaande bijlage met daarop de namen, geboortedatum, volledige adressen, salarissen en beroepen van alle 28 Joodse medewerkers, die hun baan en inkomen in één klap waren kwijtgeraakt. Zij kregen bij hun ontslag nog enkele maanden loon mee en moesten op zoek naar een andere baan, iets wat in die tijd een zo goed als onmogelijk was.
Baale, Marcus van *23-03-1917 †31-12-1944 Kdo. Blechammer Ongehuwd Kromme Mijdrechtstraat 69 hs Amsterdam Schrijver salaris hfl. 22,56 per week
Beer, Willem Leonard de *29-02-1896 †onbekend gehuwd Melkweg 22 hs Amsterdam bankwerker salaris hfl. 30,56 per week
Bokke, Nathan van der *30-06-1899 †16-04-1943 Sobibor gehuwd Soendastraat 35 hs Amsterdam bankwerker salaris hfl. 29,64 per week
Boom, Simon David *06-02-1914 †14-05-1942 Amsterdam (longembolie/pleurites) gehuwd Alexanderstraat 3 hs Amsterdam Half vakman salaris hfl. 23,52 per week
Caneel, David *17-10-1915 †18-09-1942 Auschwitz ongehuwd Gerard Douwstraat 184 I Amsterdam werkman zonder vakbekwaamheid salaris hfl. 20,64 per week
Canes, Mozes *26-02-1914 †03-09-1942 Auschwitz, Polen ongehuwd Bossenburgerplein 12 III Amsterdam half vakman salaris hfl. 23,52 per week
Costa da Fonseca, Aron (Arie) *02-09-1900 †21-05-1943 Sobibor gehuwd Nieuwe Kerkstraat 5 II Amsterdam werkman in algemene dienst salaris hfl. 20,16 per week
Crost, Abraham *07-01-1909 †onbekend gehuwd Maarten Jansz. Kosterstraat 11 II Amsterdam werkman zonder vakbekwaamheid salaris hfl. 20,64 per week
Fulldauer, Jacob *05-08-1912 †30-09-1942 Auschwitz gehuwd van Musschenbroekstraat 13 II Amsterdam revolverbankdraaier salaris hfl. 23,04 per week
Gobetz, Israël *20-05-1907 †16-03-1943 Sobibor gehuwd Danie Theronstraat 10 III Amsterdam werkman zonder vakbekwaamheid salaris hfl. 21,60 per week
Groot, Philip de *30-01-1901 †15-12-1942 Auschwitz Gehuwd Louis Bothastraat 3 I Amsterdam Geoefend sjouwer salaris hfl. 27,36 per week
Halberstadt, Barend *29-05-1895 †31-08-1943 Midden Europa gehuwd Foeliestraat 30 II Amsterdam schrijver 1e klasse salaris hfl. 1710,- per jaar
Lobatto, Frederik (Fred) August *02-07-1913 †14-11-2002 New York ongehuwd Grensstraat 8 Amsterdam ingenieur salaris hfl. 2523,- per jaar
Meents, Marcus *14-08-1912 † gehuwd Achillesstraat 15 I Amsterdam schrijver 2e klasse salaris hfl. 1411,- per jaar
Maljado, Aron (Juda) *15-09-1912 †31-03-1944 Auschwitch gehuwd 2e Oosterparkstraat 77 III Amsterdam werkman zonder vakbekwaamheid salaris hfl. 21,60 per week
Praag, Ferdinand van *01-11-1915 †onbekend gehuwd Adriaan van Bergenstraat 6 III Amsterdam electriciën salaris hfl. 25,92 per week
Schellevis,Max *13-06-1920 †03-08-1942 Auschwitz ongehuwd Jan Lievenstraat 34 hs Amsterdam jeugdgroep salaris hfl. 19,20 per week
Smitt, Louis Ferdinand de *21-10-1906 †01-02-1993 New York gehuwd Reijnier Vinkeleskade 61 Amsterdam instrumentmaker 2e klasse salaris hfl. 25,92 per week
Soubice, Andries *15-09-1884 †26-02-1943 Auschwitz gehuwd 2e Jan Steenstraat 103 hs Amsterdam werktuigbouwer salaris hfl. 27,36 per week
Veen, Jacob van der *26-03-1908 †30-06-1944 Midden Europa gehuwd Lepestraat 6 I Amsterdam bankwerker salaris hfl. 24,00 per week
Vos, Jaques *20-05-1905 †28-02-1943 Auschwitz gehuwd Heemstedestraat 1 III Amsterdam Bediende 1e klasse salaris hfl. 22,56 per week
Walvis, Mozes *07-08-1896 01-02-1965 Amsterdam gehuwd Afrikanerplein 40 III Amsterdam bankwerker salaris hfl. 24,00 per week
Waterman, Levie *26-01-1903 †16-07-1943 Sobibor gehuwd Jodenbreestraat 63 III Amsterdam keurder salaris hfl. 28,73 per week
Waterman, Samuel *12-06-1910 †30-05-1941 Mauthausen ongehuwd Lepelstraat 79 III Amsterdam half vakman salaris hfl. 23,52 per week
Wind, Jacobus (Jacob) de *05-06-1921 †16-03-2010 Amsterdam ongehuwd Noordeinde 89 Den Haag schrijver 2e klasse (mnd.loon) salaris hfl. 727,- per jaar
26 van de Joodse medewerkers kwamen uit Amsterdam, de overige (2) uit respectievelijk Zaandam en Den Haag.
Geëvacueerd
Op 4 mei kreeg de van Directie van de Artillerie Inrichtingen nog een schrijven van de Joodschen Raad waarin zij schreven dat één van de getroffen werknemers (I. Poppelsdorf), slechts met zeer grote moeite zijn hoofd boven water wist te houden. Hij verdiende na zijn ontslag wekelijks zo’n 10 a 12 gulden, dat was de helft minder als hij bij de Artillerie Inrichtingen verdiende en van dat geld ging er wekelijks ook nog eens ruim 5 gulden aan huur af. Het ging dus erg slecht en hij was onlangs uit Zaandam “geëvacueerd”.
Na het ontslag
In het voorjaar van 1942 informeerde de Artillerie Inrichtingen bij de Joodschen Raad hoe het hun voormalige medewerkers verging. Bij het antwoord zat een bijlage met het wel en wee van enkele van de ontslagen medewerkers. Onderstaand een korte samenvatting van de bijlage :
I. Abas Was na zijn ontslag enige tijd werkeloos en belandde daarna met een longontsteking in het ziekenhuis. Tijdens zijn ziekte kreeg hij ziekengeld. Zijn dochter werkte op een naaiatelier en is ook ontslagen. Zij moet wekelijks fl. 1, – afbetalen voor de door haar aangeschafte naaimachine. Huidige inkomsten zijn als er werk is fl. 0,65 p/u. Het lidmaatschap voor de Bond kost het gezin fl. 1,18 per week. De omstandigheden voor hen zijn iets gunstiger dan eenige tijd geleden. Maar de achterstand van vorig jaar moet ook nog worden ingehaald.
M. van Baale Was een tijdlang werkzaam in Aalsmeer. Nu al eenigen tijd te werk gesteld in één der Joodsche werkverruimingskampen in Drenthe. Is kostwinner voor ziekelijke moeder. Zijn eenige zuster is ontslagen bij de Bijenkorf en heeft een afloopende uitkering. Kosten voor de wekelijkse huur zijn fl. 7,50. Zijn verdiensten zijn wisselend en in het algemeen zo dat zijn moeder in moeilijke omstandigheden verkeert op spoedig zal komen te verkeeren.
D. Caneel Was eenigen tijd werkloos en had daarna nu zo nu en dan werk. Verdiende fl. 10, – per week. Per 1 april 1942 te werk gesteld in één der Joodsche werkverruimingskampen in Drenthe. Is ongehuwd en kostwinner voor moeder (vader is overleden). Zijn broer was fietsjongen totdat het bedrijf waar hij werkte onder beheer werd genomen. Huur bedraagt fl. 5,50 per week. Voor onderstand 1 bestaat alle aanleiding.
A. Costa da Fonseca Eerst in de (algemeene) werkverschaffing met een gemiddeld loon van fl. 20, -/22, – per week. Nu werkt hij als expeditieknecht bij zijn buurman. Salaris fl. 15, – per week. Is gehuwd en heeft vijf kinderen (9 ->16 jaar). Eén van hen verdient fl. 5, – per week. Huur woning fl. 6,50 per week. Er zijn zeker zorgelijke omstandigheden.
J. Fuldauer Heeft als reiziger2 gewerkt. Omdat de inkomsten uit deze werkzaamheden onvoldoende zijn, werkt zijn vrouw als machinestikster tegen een salaris van fl. 8,-. Geen kinderen. De huur bedraagt fl. 28, – per maand.
I. Gobetz Voor zijn ontslag was zijn beroep sigarenmaker. Hij kan hier echter geen werk in vinden. Kwam terecht in de (gewone) werkverschaffing en verdiende daar fl. 20, – per week. Werd afgekeurd en probeert nu met het verkopen van bontzooltjes. Het inkomen is gering en onvoldoende om zijn vier kinderen (6->12 jaar) datgene te verschaffen wat voor levensonderhoud dringend nodig is. Huur van de woning is fl. 5,50 per week.
A. Maljade Was voor zijn ontslag diamantslijper. Terugkeer naar dit beroep is onmogelijk. Vond na een half jaar pas werk. Werd winkelbediende en verdiende fl. 17,50 per week. Ontvangt nu ziekengeld en is onder behandeling van een specialist vanwege chronische ontsteking van zijn vingerkootjes. Zijn vrouw moet één dezer dagen bevallen. Huur is fl. 5,50 per week. Toekenning van onderstand is aangewezen.
N. Spiero Werd na ontslag onderhouden door een gehuwde dochter (Kopee, Ruddestraat 5 II). Is instrumentmaker en verdiende wat bij met repareeren van horloges. Gezien het geringe inkomen, moet zijn dochter hem helpen. Was weduwnaar en is hertrouwd. Woont thans op Iepenweg 15 II .Toekenning van een zekere onderstand zou zeer ten stade komen3.
J v/d Veen Was tot eind 1941 zonder werk. Nu meubelmaker. Gehuwd en heeft twee kinderen (4->9 jaar) waarvan de oudste ernstig aan astma lijdt. Heeft extra toewijzingen en is eenigen tijd naar een kolonie aan zee geweest. Had een werkloozenuitkeering van fl. 16,-. Verdiend nu fl. 0,65 per uur. Huur fl. 6,50 per week. Deze man verkeert in ernstige moeilijkheden.
J. Vos Had na ontslag steun. Heeft nu fl. 14, – crisis uitkeering van zijn bond. Huur fl. 28, – per maand. Is gehuwd. Ondanks het feit dat het gezin niet groot is heeft het zeer geringe inkomsten.
S. Waterman Nadat Waterman, die ongehuwd en kostwinner voor zijn moeder was, werd hij naar Duitschland gebracht. Zijn moeder is bij een gehuwde dochter (v. Velzen, Lepelstraat 79) in getrokken. Het gezin heeft het niet breed. Toekenning van onderstand zou zeer op zijn plaats zijn. (Op 31-05-1941 is deze verleend).
I. Poppelsdorf Wist slechts met zeer grote moeite zijn hoofd boven water te houden. Hij verdiende na zijn ontslag wekelijks zo’n fl. 10, – a fl. 12 , -. De huur bedroeg fl. 5,25. Is intusschen uit Zaandam “geëvacueerd”.
1 onderstand = inkomstenondersteuning 2 reiziger = vertegenwoordiger 3ten stade komen = goed uitkomen
Dat was het laatste nieuws wat Den Hollander hoorde over zijn voormalige werknemer(s). In 1943 kwam er ook voor hem een einde aan zijn werkzaamheden bij de AI.
Beide cirkels provisorische schuilplaatsen. 1:gesloopte commandobunker, 2: plaats observatiekoepel. 3: nog bestaande commandobunker.gehele terrein.
Op het Hembrugterrein ontstond al snel nadat de Artillerie Inrichtingen vanuit Delft naar Zaandam waren gekomen de behoefte aan veilige schuilplaatsen voor het geval er iets mis zou gaan tijdens het beproeven van en produceren van wapens en munitie. Toen eind jaren 30 van de vorige eeuw de dreiging van een wereldoorlog steeds duidelijker vormen begon aan te nemen, nam die behoefte alleen nog maar toe en begon men voortvarend met de bouw van een aantal kelders (tevens commandopost), tunnels en commandoposten( Bunkers) op het gehele terrein.
In diezelfde periode werden de zeer goed uitgeruste en getrainde bedrijfsbrandweer en de geneeskundig dienst uitgebreid met een afdeling van de luchtbeschermingsdienst. Deze dienst kreeg voor een goede uitoefening van haar taken onder andere de beschikking over een observatiekoepel. Het gevaarte had de vorm van een taps toelopende zes m/m dikke en twee meter hoge stalen cilinder voorzien van een deur, een ontsnappingsluik vlak boven de vloer tussen de twee tegenover elkaar geplaatste houten zitplaatsen en rondom vier kijksleuven. Voor de bevestiging van het geheel was het aan de onderzijde uitgerust met vier stalen beugels.
Folder voor console shelters van Constructors Nuckel Works Erdington (Birmingham
Het geheel was vervaardigd door het Engelse bedrijf “Constructors Nuckel Works Erdington (Birmingham)” en kwamen op de markt onder de naam “Consol shelters”. Hij werd veel toegepast op fabrieksterrein, kazernes en rangeerterreinen.
Omdat er aan het optiekgebouw, waar men zich onder ander bezig hield met het ontwikkelen en testen van richtmiddelen, nachtkijkers, periscopen enz. Had men voornamelijk voor de periscopen een toren aan het gebouw gebouwd waarop men deze rechtstandig kon testen en tevens een vrij uitzicht had over het terrein en de wijde omgeving, was dit dus tevens de plek die men had gekozen de observatiekoepel te plaatsen en branden, bominslagen, vijandelijke vliegtuigen enz. in een vroeg stadium te kunnen waarnemen en alarm te slaan. Dat gebeurde door luid te roepen of naar het gebouw af te dalen en daar telefonisch de commandoposten in kennis te stellen. Deze zorgden ervoor dat het personeel naar de aangewezen schuilplaatsen ging en de hulpdiensten werden ingeschakeld en zo nodig ook hulp van buitenaf.
De provisorische schuilgelegenheden voor het rijtje van Houtwipper (Delftse rij) aan de Havenstraat.
Dit geheel zou later nog worden uitgebreid met een aantal provisorische schuilplaatsen in de noord/west en zuid/oosthoek van het terrein. Ook werden er langs het rijtje van Houtwipper*, de woningen op de Havenstraat die daar in 1929 gebouwd waren voor de medewerkers van de optiekafdeling die van uit Rijswijk (Delft) naar Zaandam waren verhuisd, enige provisorische schuilgelegenheden gebouwd.
Tegenwoordig we spreken juni 2018, zijn de commando bunker (op de foto nr.3) de diverse ondergrondse schuilkelders (Er moet er waarschijnlijk nog één, bewust niet meer op tekeningen staande zijn, die in het verleden is afgesloten) en de koepel nog aanwezig. Als er niets wijzigt tijdens de planvorming blijven deze alle behouden. Alle provisorische bouwwerken zijn na WW2 verwijderd en de 2e commandopost (nr. 1 op de foto) is 2003/2004 gesloopt en alleen de bodem en fundering nog ondergronds aanwezig.
Voor zover bekend is de koepel de enige die nog op zijn originele standplaats staat. Ook waren er indertijd niet veel van dit soort koepels die geschikt waren voor twee personen.
*Deze rij woningen is oorspronkelijk vernoemd naar de bedenker van het plan om deze werknemers naar Zaandam te halen en voor hen een woning te bouwen (1929) (Houtwipper, administrateur en later directeur). Zaankanters noemden het al snel de Delftse rij omdat de mensen die er woonden uit Delft (Rijswijk) kwamen en deze naam is tot op de dag van vandaag blijven hangen en wordt nu zelfs in officiële documenten gebruikt.
In de periode vlak na de 1e wereldoorlog had Nederland behoefte aan een zwaar wapen dat zonder problemen ons vochtige polderland kon bedwingen. Na veel wikken en wegen werd besloten tot de aanschaf van een kleine en vooral lichte tank. De keuze viel uiteindelijk op de Franse Renault FT-17. Het was de enige tank die Nederland tussen beide wereldoorlogen bezat. Hij is uitvoerig getest en aan diverse proeven onderworpen. Waarom het bij deze ene tank bleef ziet u in dit filmpje.